Dat lijkte conclusie uit de vandaag gepubliceerde Toegang tot Voedselindex (in het Engels afgekort als ATNI), een initiatief van onder andere de Bill & Melinda Gates Foundation.
De score wordt bepaald aan de hand van zeven categorieën die zeggen in welke mate grote voedingsmiddelenbedrijven toegang bieden tot goed voedsel dat niet leidt tot overgewicht én niet tot ondergewicht maar zorgt voor een gebalanceerd menu.
De belangrijkste categorie is de kwaliteit van de producten zelf. Bedrijven die in die categorie het best scoren hebben gezorgd voor de grootste reductie van de hoeveelheid zout, suiker en vet in hun producten, of hebben geprobeerd meer groenten, fruit, vezels en volkorengranen toe te voegen.
Unilever scoort volgens de onderzoekers een 6,4 (vorig jaar: 6,1). Het tweede bedrijf op de ranglijst is Nestlé dat met 5,9 een magere voldoende behaalt.
Het tweede Nederlandse bedrijf op de lijst is FrieslandCampina. Wie intuïtief zou verwachten dat een zuivelproducent er beter af zou komen dan Unilever, komt bedrogen uit, want het bedrijf scoort slechts een 2,1. Op het hoofdkantoor van FrieslandCampina liet een woordvoerder weten "dat het concern op alle markten waarop het actief is, voldoet aan lokale wetgeving en dat er de afgelopen jaren bovendien 'forse stappen' zijn gezet." Zo meldt de Volkskrant het nieuws.
Opgemerkt moet worden dat vrijwel alle bedrijven onder de zes scoren en de meeste in de bezemwagen met zware onvoldoendes hangen. Zuivelconcern Arla hangt nog dieper in de lijst dan FrieslandCampina. The Guardian merkt op dat grote voedingsmiddelenconcerns traag zijn in hun inspanningen om de vorming van overgewicht en het ontstaan van obesitas een halt toe te roepen.
NOS - 'Voedselproducenten doen te weinig tegen ondervoeding en obesitas'
De score wordt bepaald aan de hand van zeven categorieën die zeggen in welke mate grote voedingsmiddelenbedrijven toegang bieden tot goed voedsel dat niet leidt tot overgewicht én niet tot ondergewicht maar zorgt voor een gebalanceerd menu.
De belangrijkste categorie is de kwaliteit van de producten zelf. Bedrijven die in die categorie het best scoren hebben gezorgd voor de grootste reductie van de hoeveelheid zout, suiker en vet in hun producten, of hebben geprobeerd meer groenten, fruit, vezels en volkorengranen toe te voegen.
Unilever scoort volgens de onderzoekers een 6,4 (vorig jaar: 6,1). Het tweede bedrijf op de ranglijst is Nestlé dat met 5,9 een magere voldoende behaalt.
Het tweede Nederlandse bedrijf op de lijst is FrieslandCampina. Wie intuïtief zou verwachten dat een zuivelproducent er beter af zou komen dan Unilever, komt bedrogen uit, want het bedrijf scoort slechts een 2,1. Op het hoofdkantoor van FrieslandCampina liet een woordvoerder weten "dat het concern op alle markten waarop het actief is, voldoet aan lokale wetgeving en dat er de afgelopen jaren bovendien 'forse stappen' zijn gezet." Zo meldt de Volkskrant het nieuws.
Opgemerkt moet worden dat vrijwel alle bedrijven onder de zes scoren en de meeste in de bezemwagen met zware onvoldoendes hangen. Zuivelconcern Arla hangt nog dieper in de lijst dan FrieslandCampina. The Guardian merkt op dat grote voedingsmiddelenconcerns traag zijn in hun inspanningen om de vorming van overgewicht en het ontstaan van obesitas een halt toe te roepen.
Dat is precies wat ik vanmorgen op twitter vroeg: hoe moet je deze cijfers lezen? Ik vermoed met de nodige korrels zout. Het is de moeite waard om er eens langs te gaan.
Dick Veerman , ik had in het voedselverwarringsdraadje dit onderzoek ook al aangehaald. Maar bij een wat nauwkeurige lezing (want voor mij is dit een buitengewoon interessant onderwerp) lees ik dit:
"Companies with very low scores make little if any information about their nutrition practices publicly available and had minimal or no engagement in the research process".
Heb jij enig idee wat nu de waarde van dit onderzoek is?