Anticiperen op deze ontwikkelingen binnen de vrije wereldmarkteconomie is bijna niet te doenHet 'boerenprobleem' zichtbaar maken
Schrijnende verhalen van ons platteland zijn helaas al langere tijd aan de orde van dag, maar blijven meestal onzichtbaar voor het grote publiek. Niemand is trots als zijn/haar onderneming, al een paar generaties in de familie, uit de vingers glipt. Daar komt bij dat collega-boeren vaak zeggen dat de zaken niet goed voor elkaar waren, het bedrijf technisch niet goed draaide of de boer in kwestie te overmoedig had uitgebreid met geld van de bank. Het relaas van José en Herman staat niet op zichzelf. Ik vind het ontzettend dapper van dit boerenechtpaar dat ze hun verhaal in de media durven doen omdat ze het “boerenprobleem” zichtbaar maken.
Laveren tussen de grillen van de wereldmarkt
Akkerbouwers, tuinders en veehouders die niet mee kunnen of willen in de ratrace van hogere efficiency en schaalvergroting gaan kopje onder of, zoals in het geval van Herman en José, hakken bewust zelf de knoop door. Onze grote agrarische exportwaarde maakt ons trots en tegelijkertijd erg kwetsbaar. Er is sprake van toenemende prijsfluctuaties omdat ons Nederlandse landbouwproduct meer afhankelijk is geworden van wereldwijde marktwerking, geopolitieke interacties en verschuivingen in internationale handelsbetrekkingen. Anticiperen op deze ontwikkelingen binnen de vrije wereldmarkteconomie is bijna niet te doen. Het blijft laveren tussen de grillen van de wereldmarkt.
Boeren in Nederland: Toekomst ongewis helaas.
— Pascal Philipsen (@Boer_Coinvest) August 30, 2016
"Eigen voedselproductie gaan we toch niet om zeep helpen??" pic.twitter.com/J2fWjtndHM
Een boel vragen
Is het fundament van onze Westerse voedselproductie wel in staat om grote prijsfluctuaties te trotseren? Of is ons voedselproductiesysteem vastgelopen? Zijn we verplicht om een beter boerenklimaat scheppen? Of is er gewoon sprake van ordinaire overproductie door het surplus aan boerenbedrijvigheid in Nederland en moeten we alles maar laten gebeuren? Moeten we blijven produceren in ons kleine landje voor de rest van de wereld? Of moeten we regionaal de markt reguleren via korte fairtrade voedselketens? Of kan een combinatie van beiden?
Hoe, wanneer en op welke wijze geeft Nederland invulling aan onze hoogwaardige, innovatieve en duurzame voedselproductie? Wie neemt de regie?Krijgen José en Herman ooit antwoord? Want hun gemaakte keuze om de boel te verkopen is natuurlijk geen keuze! Ze waren liever boer gebleven. Ze stellen een vraag dat een antwoord verdiend: ‘Waarom krijgt eten geproduceerd in Nederland volgens hoge kwaliteitsstandaarden geen waardering?’ Is er teveel van hetzelfde? Ligt het aan de relatief hoge kostprijs die kwaliteit vraagt? Ligt het aan de Nederlandse verwende consument die wentelt in verworven rechten? Ligt het aan de politiek de weinig daadkrachtig is?
Ambities, maar geen zorg voor boer
Nederland heeft flinke ambities om leidend en onderscheidend te zijn. Heeft technologie en duurzame innovatie hoog in het vaandel op diverse fronten. Met onze diepgaande kennisniveau en handelsmentaliteit komen we ver. Maar in de agrarische sector blijven we, mijn inziens, te lang hangen in ‘analyse’. Wat is de aanpak? Hoe, wanneer en op welke wijze geeft Nederland invulling aan onze hoogwaardige, innovatieve en duurzame voedselproductie? Wie neemt de regie?
Vele zelf benoemde ketenregisseurs met een warm boerenhart proberen een goed verdienmodel van het moderne landbouwgezinsbedrijf in de benen te houden. Echter, een aantal van deze hulptroepen worstelen zelf met hun eigen bestaansrecht, laat staan dat ze alle focus hebben op onze voedselproducenten. Banken doen bijvoorbeeld volop mee in de schaalvergrotingsslag om uiteindelijk minder te krijgen voor meer. Bovendien staat het verdienmodel van de bank zelf onder druk door de extreem lage rente. Belangenbehartigers fuseren en reorganiseren tot ze zichzelf weer uitgevonden hebben. De overheid is doorgeschoten naar liberale werkingsmechanismen die naast landbouw bijvoorbeeld ook onze uitstekende zorg om zeep helpen.
Een grote groep gepassioneerde kennisdragers is begaan zijn met het lot van Nederlandse boeren. Maar ondanks die overweldigende bijdrage van alle genoemde disciplines en organisaties, is de gemiddelde Nederlandse boer niet in staat om zelf grip te krijgen op eigen inkomstenVeel advies, maar het werkt niet
De enige politieke bemoeienis op het boerenerf zijn Brusselse toeters en bellen die een boer vertellen hoe hij zijn bedrijf moet runnen, terwijl hij dat zelf wel weet. Verder wordt de boer omgeven door een kakofonie van geluiden. De gevestigde elite uit de grote stad blijft maar doorpraten met de foodhipsters over de voedselvisie voor Nederland in het mondiale speelveld. 'Hackers' en designers worden aan het werk worden gezet om hun idealistische denkbeelden te projecteren op een toekomstbestendige land- en tuinbouw. Organisaties als Wakker Dier, Greenpeace en Varkens in Nood schijnen op te komen voor de belangen van onze boeren, maar doen op een wel heel eigen (vreemde) wijze. Ook proberen communicatielieden en marketeers een beter boerenklimaat te scheppen. Door welbedoelde adviezen in met name de richting van directe afzet aan de consument. Toeleveranciers van kunstmest, mechanisatie, voer en wat nog meer nodig is aan input om een succesvol agrarisch bedrijf te runnen, zeggen dat ze het beste voor hebben met de boer en dragen hun steentje bij aan diens toekomst. Maar wel met hun concept of product. Last but not least zijn er de agrarische uitgeverijen die opleidingen en Masterclasses verzorgen in samenwerking met gerenommeerde opleidingsinstituten om de marktpositie van de agrariër te verbeteren via kennis over internationale bedrijfsvoering.
Mooi. Een grote groep gepassioneerde kennisdragers is begaan zijn met het lot van Nederlandse boeren. Maar ondanks die overweldigende bijdrage van alle genoemde disciplines en organisaties, is de gemiddelde Nederlandse boer niet in staat om zelf grip te krijgen op eigen inkomsten. De Nederlandse boer is eigen baas en verantwoordelijk voor zijn eigen bedrijf. H/zij heeft veel kennis, kunde en passie, net zoals José en Herman. Maar wie geeft hen de antwoorden waar ze recht op hebben? Hopelijk komen de zinvolle antwoorden op tijd voor de boeren die willen overleven.
Pascal Philipsen is opgeleid als levensmiddelentechnoloog (HAS). Hij is werkzaam als accountmanager voor TimacAgro, een Europese toeleverancier voor boerenbedrijven op het gebied van diervoeding, bodemverbetering en bemesting.
Deze tekst is licht bewerkt naar de tekst die Pascal Philipsen gisteren op LinkedIn liet verschijnen.
Marco...ik moet natuurlijk even reageren om mijn reactie concreet te maken:
Nergens heb ik vermeld dat de maatschappij zich aan de wensen van de boer moet onderwerpen. Ik heb gezegd dat we uit moeten gaan om de landbouwsector sterker te maken en niet uit te hollen. Elk besluit en beleid dat genomen of uitgevoerd wordt, moet vanuit dat gezichtspunt genomen worden. Willen we meer dierwelzijn? Hoe kunnen we dat bereiken zonder de veehouderij uit te hollen? Prachtig voorbeeld is de 0,8 naar 1 vierkante meter norm. De maatschappij/politiek wilden dat. Voor de varkenshouder betekent dit forse extra kosten. Voor het dierwelzijn betekent het bijna niets. Daarentegen zorgt een stal met speelattributen voor veel meer dierwelzijn en rust, maar kost aanzienlijk minder. Zo zijn er nog andere zaken als mestverwerking, die door de stroperige bureaucratie zeer moeilijk van de grond komt. Als de maatschappij had gereageerd vanuit de gedachte dat het de veehouder niet moest verzwakken, hadden ze eerst omstandigheden gecreeërd om mestverwerking voor boeren betaalbaar, makkelijk en haalbaar te maken.
Een ander voorbeeld. De hele melkwet en fosfaatrechten. Een draak van een beleid met allerlei mitsen en maarren zonder een daadwerkelijke toekomstvisie. Als wij de koe in de wei willen, (alleen Nederland wil dat de landen om ons heen interesseert dat geen zier) en geen intensieve melkveehouderij moet Nederland daarvoor de omstandigheden creëren op een wijze die voor de boer praktisch uitvoerbaar, betrouwbaar en betaalbaar. Dat kan. Frits van der Schans's visie hierop, ontstaan uit gesprekken met boeren, laat zien dat we op een simpel manier, zonder veel wetgeving, grondgebonden familiebedrijven kunnen realiseren met de koeien in de wei. Maar, niemand lijkt te luisteren.
Er zijn nog tal van andere voorbeelden
Waar ik voor pleit, is een wijziging van het uitgangspunt waarmee nu vaak de discussie en het debat worden gevoerd. Het uitgangspunt is: de landbouw moet sterk en gezond blijven en niet worden uitgehold. Door deze wezenlijk andere benadering ontstaan er nieuwe perspectieven en een nieuw elan. De boer zal voelen dat hij gewaardeerd en gerespecteerd wordt (nu voelen velen zich een paria) en zal daarom luisteren naar mens en maatschappij. Nu heeft hij het gevoel dat Nederland hen liever kwijt dan rijk is en er staan vele boerenhakken in het zand.
Het gaat er dus niet om dat de maatschappij gehoor geeft aan de wensen van de boer, maar dat er een echte samenwerking ontstaat, gebaseerd op daadwerkelijk wederzijds respect.
Wie om zich heen kijkt, ziet de onvrede bij mensen over het huidige wereldwijde politieke klimaat. Er is een globale beweging gaande waarin mensen zich weer mens willen voelen en geen willoos doods radartje willen zijn in het politieke neo-liberale systeem met self-absorbing politici. Systeem versus context en medemenselijkheid. Geen hippie stuff, maar jonge mensen op zoek naar echt samenzijn. In Amerika voltrekt zich op dit moment een uniek proces met een nieuwe presidentskandidaat, die razendsnel aan populariteit wint....omdat hij de menselijke waarden, waar velen naar hunkeren, vertolkt...
Tegen deze nieuwe achtergrond past de andere benadering naar onze boeren. Samen zorgen we voor een betere wereld en maken elkaar sterker. Niet zwakker.