Meerijden op landbouwmachines zouden meer agro-ecologen moeten doen. Dat zegt vogelman Ben Koks. Het hielp hem anders te kijken naar wat ecologisch méér kan op het boerenland. De verplichte bufferstroken moeten de biodiversiteit vergroten. In de praktijk pakt het uit als gerommel in de marge. Dat kan beter, vindt Koks. En zelfs rendabeler door de productie van klavermest.
Ik kijk sinds 1989 naar akkervogels. Zowel in Nederland als daarbuiten. Heb leeuweriken, patrijzen, grauwe gorzen, gele kwikstaarten en kwartels gezien in alle provincies en wat pogingen gedaan boeren met natuur op boerenland te laten inzien dat je met aanpassingen in de bedrijfsvoering veel winst kunt behalen.
In al die jaren heb ik aan nogal wat keukentafels gezeten. Je zou me een groene erfbetreder kunnen noemen. Anders dan vele groene lieden van mijn beroepsgroep, rijd ik mee op combines en maaimachines, help ik wel eens mee met de oogst en heb ik liters koffie naar binnen gewerkt op het bijzitje van tractoren met nogal wat PK’s. Meerijden op landbouwmachines zouden meer agro-ecologen moeten doen. Discussies over bijvoorbeeld predatie in moderne agrarische landschappen, het al dan niet effectief zijn van akkerranden of wensdenkerige patrijzenprojecten zouden dan anders verlopen.
Meerijden
Ik wil het zonder ook maar een grammetje meel in de mondhoeken met u hebben over bufferstroken. Dat zijn randen langs sloten en watergangen, bedoeld als zone met bufferende werking, ter bescherming van de watergang. Toen ik in juni 2023 met de jonge akkerbouwer Peter Meedendorp mee mocht rijden tijdens het inzaaien van zijn bufferstroken in het Groningse Westerwolde schreef ik er nadien een stukje over voor de Volkskrant. Daarna ben ik (nog) beter gaan letten op de vele duizenden kilometers bufferstroken zoals ze er tegenwoordig uitzien. Bufferstroken zijn de facto smalle akkerranden geworden en in veel gevallen ook nog eens tijdelijk. Steeds weer opnieuw ingezaaid, soms jaarlijks. Dat is niet waar een bufferzone langs sloot of watergang ooit voor bedoeld was.
Marginaal nut voor biodiversiteit
De bufferzone is verworden tot smalle akkerrand en we weten allemaal dat smalle akkerranden in Nederland nauwelijks hun werking voor biodiversiteit hebben bewezen. Sterker nog, je kunt met speels gemak beredeneren dat ze in veel gevallen een ecologische val zijn. Omdat er altijd wel ergens iemand met een kijker en/of vlindernetje te vinden is die het tegendeel beweert, blijft de mythe overeind dat dit soort ‘field margins’ zouden werken. Jawel, margins. Marginaal dus, zeker langs velden met hoogproductieve agrarische doelen.
Slechts voor een jaar
Dat zit zo. Het leeuwendeel van de bufferstroken in akkerland wordt voor een jaar ingezaaid. Een jaar lijkt heel wat, maar in praktijk kiezen veel boeren ervoor pas later in het seizoen in te zaaien en komt de begroeiing dus pas laat op. Van goede doorworteling van het ingezaaide bufferstrookmengsel is vaak geen sprake. Wanneer je als boer op zoek gaat naar mengsels dan wordt je al gauw tureluurs van de keuzemogelijkheden. Het is dan ook geen verrassing dat veel boeren kiezen voor goedkope mengsels. Maar helaas is goedkoop duurkoop.
Mijn devies zou zijn om te letten op twee basale kenmerken: a) ga voor een mix van klavers en grassen en b) let op de mate van doorworteling. Klavers en grassen lijken wellicht wat povertjes als je de kleurrijke akkerranden door het hele land ziet, maar eenvoud is vaak een sleutel tot succes. Kies voor meerjarige mengsels, waarvan de doorworteling in orde is. Dat is beter voor de bodem en voor de bufferende werking. Afvang van meststoffen en eventueel residuen van bestrijdingsmiddelen gaat immers niet in een kale strook met een pas ingezaaid mengsel.
Het is naar mijn idee niet handig om boeren die natuur niet primair in het hart hebben op te zadelen met allerhande weinig realistische doelen rondom natuurwaarden in agrarisch gebied. De geschiedenis van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLB) laat klip en klaar zien dat dit zo niet werkt. Primaire landbouwproductie en biodiversiteit zijn de laatste decennia steeds minder bij elkaar gaan passen. Dat geldt ook voor bufferstroken. Het zou al heel fraai zijn als:
Er is op dit moment nog geen onderzoek beschikbaar dat laat zien hoe effectief bufferstroken zijn in relatie tot mijn verhaal hierboven. Ik doe daarom een voorzet met dit stuk, er zijn naar ik denk varianten denkbaar die een agrariër doet glimlachen in plaats van met een chagrijnige kop rond te lopen. En daarbij de basale biodiversiteit helpen. Denk aan akkervogelsoorten als graspieper (broeden) en gele kwikstaart (foerageren).
Stel dat we een concept kunnen bedenken waarbij een mengsel zodanig is samengesteld dat het naast het halen van biodiversiteitsdoelen en de afvang van meststoffen ook een agrarisch nut kan halen (mag nu niet), dan kunnen boeren iets produceren wat op bedrijfsniveau (of mijn part in de regio) als mest kan worden gebruikt. Denk aan plantaardige mest gebaseerd op klaverachtigen zodat elders weer een schijfje stikstof kan worden bespaard.
Dat hiervoor naast een agro-ecologische innovatie ook technische innovaties nodig zijn, staat buiten kijf. Als we uitgaan van de meest minimale buffer van 3 meter dan kom je al gauw in het domein van waterschappen die ook machines hebben rondrijden met minimale werkbreedtes. In tegenstelling tot waterschappen (die tot op de dag van vandaag nog weinig benul hebben van grootschalig ecologisch beheer) zouden knappe koppen ook naar technieken kunnen toewerken die zowel de meerjarige bufferstroken alsook biodiversiteit op weg helpen.
Hoe mooi zou het zijn om op proefbedrijven (Lelystad, Valthermond, Nieuw Beerta, Colijnsplaat) iets slims te ontwikkelen in plaats van doormodderen met een bureaucratische last waar werkelijk niemand baat bij heeft en waarbij geen enkel doel wordt gehaald. Ik ken ook genoeg boeren die aan zo’n veldexperiment zouden willen meedoen. En dat begint met meerijden op een tractor en goed noteren wat je dan allemaal ziet.
Dit artikel afdrukken
In al die jaren heb ik aan nogal wat keukentafels gezeten. Je zou me een groene erfbetreder kunnen noemen. Anders dan vele groene lieden van mijn beroepsgroep, rijd ik mee op combines en maaimachines, help ik wel eens mee met de oogst en heb ik liters koffie naar binnen gewerkt op het bijzitje van tractoren met nogal wat PK’s. Meerijden op landbouwmachines zouden meer agro-ecologen moeten doen. Discussies over bijvoorbeeld predatie in moderne agrarische landschappen, het al dan niet effectief zijn van akkerranden of wensdenkerige patrijzenprojecten zouden dan anders verlopen.
Meerijden
Ik wil het zonder ook maar een grammetje meel in de mondhoeken met u hebben over bufferstroken. Dat zijn randen langs sloten en watergangen, bedoeld als zone met bufferende werking, ter bescherming van de watergang. Toen ik in juni 2023 met de jonge akkerbouwer Peter Meedendorp mee mocht rijden tijdens het inzaaien van zijn bufferstroken in het Groningse Westerwolde schreef ik er nadien een stukje over voor de Volkskrant. Daarna ben ik (nog) beter gaan letten op de vele duizenden kilometers bufferstroken zoals ze er tegenwoordig uitzien. Bufferstroken zijn de facto smalle akkerranden geworden en in veel gevallen ook nog eens tijdelijk. Steeds weer opnieuw ingezaaid, soms jaarlijks. Dat is niet waar een bufferzone langs sloot of watergang ooit voor bedoeld was.
Marginaal nut voor biodiversiteit
De bufferzone is verworden tot smalle akkerrand en we weten allemaal dat smalle akkerranden in Nederland nauwelijks hun werking voor biodiversiteit hebben bewezen. Sterker nog, je kunt met speels gemak beredeneren dat ze in veel gevallen een ecologische val zijn. Omdat er altijd wel ergens iemand met een kijker en/of vlindernetje te vinden is die het tegendeel beweert, blijft de mythe overeind dat dit soort ‘field margins’ zouden werken. Jawel, margins. Marginaal dus, zeker langs velden met hoogproductieve agrarische doelen.
Ik ken genoeg boeren die aan zo’n experiment zouden willen meedoen. En dat begint met meerijden op een tractor en goed noteren wat je dan allemaal zietHet ecologische rendement van smalle (en ook brede) eenjarige akkerranden is laag, de uitvoering stuit vaak op problemen (denk aan veronkruiding met distels en andere soorten die landbouwkundig minder wenselijk zijn) en de randen zijn slechts een lijntje op de kaart die afrekenbaarheid richting verschillende overheden organiseert. Boeren weten het, de handvol veldbiologen die het zien weten het, en ik denk dat het ambtelijke apparaat dat dit bureaucratische circus moet handhaven en in regels moet gieten het ook hoort te weten. Het is wel degelijk mogelijk om bufferstroken beter te laten functioneren, op zowel ecologisch vlak, als op het halen van de oorspronkelijke doelen (denk aan de Kaderrichtlijn Water). En daarbij zouden ze de praktiserende boer minder hinder opleveren.
Slechts voor een jaar
Dat zit zo. Het leeuwendeel van de bufferstroken in akkerland wordt voor een jaar ingezaaid. Een jaar lijkt heel wat, maar in praktijk kiezen veel boeren ervoor pas later in het seizoen in te zaaien en komt de begroeiing dus pas laat op. Van goede doorworteling van het ingezaaide bufferstrookmengsel is vaak geen sprake. Wanneer je als boer op zoek gaat naar mengsels dan wordt je al gauw tureluurs van de keuzemogelijkheden. Het is dan ook geen verrassing dat veel boeren kiezen voor goedkope mengsels. Maar helaas is goedkoop duurkoop.
Mijn devies zou zijn om te letten op twee basale kenmerken: a) ga voor een mix van klavers en grassen en b) let op de mate van doorworteling. Klavers en grassen lijken wellicht wat povertjes als je de kleurrijke akkerranden door het hele land ziet, maar eenvoud is vaak een sleutel tot succes. Kies voor meerjarige mengsels, waarvan de doorworteling in orde is. Dat is beter voor de bodem en voor de bufferende werking. Afvang van meststoffen en eventueel residuen van bestrijdingsmiddelen gaat immers niet in een kale strook met een pas ingezaaid mengsel.
Het is naar mijn idee niet handig om boeren die natuur niet primair in het hart hebben op te zadelen met allerhande weinig realistische doelen rondom natuurwaarden in agrarisch gebied. De geschiedenis van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLB) laat klip en klaar zien dat dit zo niet werkt. Primaire landbouwproductie en biodiversiteit zijn de laatste decennia steeds minder bij elkaar gaan passen. Dat geldt ook voor bufferstroken. Het zou al heel fraai zijn als:
- Bufferstroken gaan doen wat ze moeten doen in relatie tot de KRW;
- De stroken geen last zijn en na goede ontwikkeling een lust;
- Basale biodiversiteit kan profiteren van meerjarige bufferstroken in plaats van de ecologische kaalheid die het nu vaak is;
- De stroken misschien zelfs wel – op een secundaire manier – agrarische kringlopen helpen te sluiten door mengsels en beheer toe te staan die uitgaan van agrarische productie;
- De stroken technische innovatie aanjagen om de inpasbaarheid op het boerenland te vergroten.
Er is op dit moment nog geen onderzoek beschikbaar dat laat zien hoe effectief bufferstroken zijn in relatie tot mijn verhaal hierboven. Ik doe daarom een voorzet met dit stuk, er zijn naar ik denk varianten denkbaar die een agrariër doet glimlachen in plaats van met een chagrijnige kop rond te lopen. En daarbij de basale biodiversiteit helpen. Denk aan akkervogelsoorten als graspieper (broeden) en gele kwikstaart (foerageren).
Stel dat we een concept kunnen bedenken waarbij een mengsel zodanig is samengesteld dat het naast het halen van biodiversiteitsdoelen en de afvang van meststoffen ook een agrarisch nut kan halen (mag nu niet), dan kunnen boeren iets produceren wat op bedrijfsniveau (of mijn part in de regio) als mest kan worden gebruikt. Denk aan plantaardige mest gebaseerd op klaverachtigen zodat elders weer een schijfje stikstof kan worden bespaard.
Dat hiervoor naast een agro-ecologische innovatie ook technische innovaties nodig zijn, staat buiten kijf. Als we uitgaan van de meest minimale buffer van 3 meter dan kom je al gauw in het domein van waterschappen die ook machines hebben rondrijden met minimale werkbreedtes. In tegenstelling tot waterschappen (die tot op de dag van vandaag nog weinig benul hebben van grootschalig ecologisch beheer) zouden knappe koppen ook naar technieken kunnen toewerken die zowel de meerjarige bufferstroken alsook biodiversiteit op weg helpen.
Hoe mooi zou het zijn om op proefbedrijven (Lelystad, Valthermond, Nieuw Beerta, Colijnsplaat) iets slims te ontwikkelen in plaats van doormodderen met een bureaucratische last waar werkelijk niemand baat bij heeft en waarbij geen enkel doel wordt gehaald. Ik ken ook genoeg boeren die aan zo’n veldexperiment zouden willen meedoen. En dat begint met meerijden op een tractor en goed noteren wat je dan allemaal ziet.
Wat zijn bufferstroken?
Bufferstroken zijn in Nederland verplicht vanaf 1 januari 2023. Deze verplichting vloeide voort uit het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn dat kracht van wet heeft. Het bevat maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en de uitspoeling van nutriënten uit de landbouw te verminderen. De invoering van verplichte bufferstroken is een van de stappen die Nederland neemt om te voldoen aan de Europese Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Beide richtlijnen zijn bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen en te verbeteren vanuit het oogpunt van milieubescherming en agrarisch beheer van omringende natuur. De belangrijkste doelen zijn:
1. Waterkwaliteit verbeteren: Bufferstroken langs waterlopen helpen bij het verminderen van de afvoer van nutriënten (zoals stikstof en fosfaat) en bestrijdingsmiddelen van landbouwgrond naar het oppervlaktewater. Dit draagt bij aan het verbeteren van de waterkwaliteit.
2. Biodiversiteit bevorderen: Bufferstroken bieden habitat en schuilplaatsen voor diverse planten en dieren, wat de biodiversiteit in landbouwgebieden verhoogt. Ze fungeren als ecologische verbindingszones tussen natuurgebieden.
3. Erosie verminderen: Door het aanleggen van bufferstroken kan bodemerosie worden verminderd. De vegetatie in de bufferstroken houdt de grond beter vast, waardoor minder bodem wegspoelt naar waterlopen.
4. Waterbeheer verbeteren: Bufferstroken kunnen helpen bij het vertragen van de afvoer van regenwater, wat bijdraagt aan een beter waterbeheer en de vermindering van overstromingsrisico's.
5. Landschapskwaliteit recreatiebeleving verbeteren: Bufferstroken kunnen het landschap verfraaien en bijdragen aan de recreatieve waarde van een gebied. Ze vormen aantrekkelijke groene zones die wandelaars, fietsers en andere recreanten kunnen waarderen.
Bufferstroken zijn, kortom, een middel voor een ecologisch en qua beleving goed beheer van het buitengebied rond agrarisch gebruikte gronden.
Bufferstroken zijn in Nederland verplicht vanaf 1 januari 2023. Deze verplichting vloeide voort uit het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn dat kracht van wet heeft. Het bevat maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en de uitspoeling van nutriënten uit de landbouw te verminderen. De invoering van verplichte bufferstroken is een van de stappen die Nederland neemt om te voldoen aan de Europese Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Beide richtlijnen zijn bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen en te verbeteren vanuit het oogpunt van milieubescherming en agrarisch beheer van omringende natuur. De belangrijkste doelen zijn:
1. Waterkwaliteit verbeteren: Bufferstroken langs waterlopen helpen bij het verminderen van de afvoer van nutriënten (zoals stikstof en fosfaat) en bestrijdingsmiddelen van landbouwgrond naar het oppervlaktewater. Dit draagt bij aan het verbeteren van de waterkwaliteit.
2. Biodiversiteit bevorderen: Bufferstroken bieden habitat en schuilplaatsen voor diverse planten en dieren, wat de biodiversiteit in landbouwgebieden verhoogt. Ze fungeren als ecologische verbindingszones tussen natuurgebieden.
3. Erosie verminderen: Door het aanleggen van bufferstroken kan bodemerosie worden verminderd. De vegetatie in de bufferstroken houdt de grond beter vast, waardoor minder bodem wegspoelt naar waterlopen.
4. Waterbeheer verbeteren: Bufferstroken kunnen helpen bij het vertragen van de afvoer van regenwater, wat bijdraagt aan een beter waterbeheer en de vermindering van overstromingsrisico's.
5. Landschapskwaliteit recreatiebeleving verbeteren: Bufferstroken kunnen het landschap verfraaien en bijdragen aan de recreatieve waarde van een gebied. Ze vormen aantrekkelijke groene zones die wandelaars, fietsers en andere recreanten kunnen waarderen.
Bufferstroken zijn, kortom, een middel voor een ecologisch en qua beleving goed beheer van het buitengebied rond agrarisch gebruikte gronden.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juli krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juli krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Mij staan de ritten op de kleine open trekkers van vroeger nog goed bij; de natuurwaarde was aanzienlijk groter dan tegenwoordig. Sloten waren nog niet altijd rechtlijnig en konden zelfs nog wel eens meanderen, natuurlijke wadi's in de weilanden en wilgen en struiken langs de sloten. Tegenwoordig rij ik wekelijk digitaal mee door boerenvloggers te volgen.
Ik kan goed begrijpen dat meerjarige kruiden/bloemen/grassen beter nutriënten e.d. kan vasthouden. U lijkt wat dat betreft te streven naar een weidestrook waarbij de successie geremd wordt door afmaaien en afvoeren (en als meststof op de akker gebruiken als mulch, als fermentaat of compost.) Maar hoe zit dat met stikstof als je ook stikstofbinders opneemt in het mengsel? Zij vangen stikstof op uit de lucht om deze vervolgens weer af te geven in de grond aan andere planten. Deze planten kunnen daardoor minder stikstof opnemen vanuit de akker. Of zie ik dat verkeerd?
Afhankelijk van het gewas zal de potentiele nutriënten uitwas elk jaar verschillen; is het ook niet verstandig om in het mengsel daarbij rekening te houden, door de zadenbank van de bufferstrook rijk te houden met kruiden die in verschillende mate bepaalde nutriënten opnemen. Daarnaast zou ik me bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat een mengsel met vooral 'inheemse planten van regionale herkomst' van grotere ecologische waarde kan zijn, dan enkel grassen en klaver? Of zullen deze inheemse kruiden vanzelf wel komen aanwaaien wanneer de stroken een meerjarige status krijgen en niet meegaan in de bewerking van de akker?
Voor een boer zal het denk ik hoe dan ook een extra last zijn. Maar wanneer de stroken ook daadwerkelijk van ecologische waarde gaan zijn; zullen ze dat ook als eerste zien en gaan waarderen.
Vraag me ook af hoe het met riet(soorten) zit? Kan een watergang breder gemaakt worden en met (meer) rietstruweel (dieper wortelend = lager filterend bamboo) langs de kant... onder deze regeling?
Bufferstroken mogen alleen langs watergangen worden aangelegd. Maar wat als er een struweelhaag of bomenrij is zonder watergang of alleen een goeddeels droogstaande greppel met slagschaduw? Boeren zouden langs zo'n rand eerder een bufferstrook aanleggen dan op een vruchtbare strook lans een watergang en daar zou wel ecologische winst te behalen zijn. Bomen die niet met de wortels in stikstofrijke grond staan, halen namelijk ammoniak uit de lucht, op stikstofrijke bodem stoten ze ammoniak uit. Kruidachtige planten kunnen stikstofoxiden uit de lucht opnemen dus een droge bufferstrook kan de luchtkwaliteit verbeteren.
Langs watergangen zou het maaisel als groenbemester kunnen worden verhakseld. Dit mag volgens de Flora- en faunawet niet in een keer: het maaisel moet minstens drie dagen blijven liggen voordat het verwijderd of verhakseld mag worden. Helaas blijft het maaisel in de praktijk 3 maanden liggen en spoelen fosfaat en stikstof eruit. Als bufferstroken al enig effect hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater, wordt het effect vele malen teniet gedaan door wegrottende hopen maaisel langs watergangen. Ook waterschappen, de provincies, rijksdiensten en gemeenten kunnen nog veel doen om de waterkwaliteit te verbeteren. Qua maaibeheer is er nog veel te winnen, in combinatie met technologische innovaties en aanpassingen en realistische doelstellingen.
#22, bedankt Gerard, dit zijn de reacties waar ik op hoopte. Klopt allemaal wat je zegt en geeft des te meer aan dat er over toch vrij ingrijpende maatregelen die vanuit beleidsinstanties worden opgelegd er vaak een pover inhoudelijk traject is doorlopen en dat doelen wisselend worden bereikt (in het spectrum van een beetje tot helemaal niet). Met enige aanpassingen kan het dus stukken beter. In de praktijk zie je dus een wringende schoen/klomp bij boeren en gemiste kansen ten aanzien van biodiversiteit/milieu.
Dat kan dus veel beter en veel van het laaghangende fruit samen is samen wel tamelijk significant in haar effectiviteit.
Dank voor dit artikel. De bufferstroken liggen weliswaar in de marge, maar de zaak is substantieel.
Uit de websites van de RVO en van agrarische accountants maak ik op dat er in 2025 een ‘derogatie; is voor de verplichte 4 %-= ‘niet productief’, dat was ‘conditionaliteit’ nr. 8 voor verkrijging van een GLB toelage. In 2024 mag de boer de 4% “namelijk invullen met (verplichte) vanggewassen, stikstofbindende gewassen, braakliggende grond of landschapselementen. Óf een combinatie daarvan. Chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn niet toegestaan.”
Dus op de bufferzone is voor nu oogstbare klaver, luzerne of bonen toegestaan zolang de bufferzone niet wordt bemest en er geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt.
Overigens blijkt uit de website van de RVO en uit een literatuurstudie van het RIVM, Van der Linden et al 2010 teeltvrije-zones-invloed-op-belasting-van-oppervlaktewater dat de bufferzones van oorsprong niet al die functies hebben die in de box onder het artikel worden genoemd (zoals bevordering van de biodiversiteit), maar dat de buffers zijn geconcipieerd met het oog op verbetering van de waterkwaliteit. De andere genoemde functies kunnen er wel of niet worden aangeplakt.
In die RIVM studie en in het eerdere werk ‘Effecten bufferstroken op de kwaliteit van oppervlaktewater in Noord-Brabant, van Dijk et al 2003, 2003 wordt getoond en beredeneerd dat directe emissies van kunstmeststrooier of spuitapparaat naar de watergang sterk verminderd kunnen worden door de bufferstroken, maar dat dit niet of nauwelijks het geval is met de ondergrondse verplaatsing van de schadelijke stoffen. Bij de proeven en de rekenmodellen werd dan uitgegaan van toenmalige mechanisatie praktijk, met bijvoorbeeld een dominante rol van centrifugaalstrooiers voor de toediening van kunstmest. Een alternatieve route voor bescherming van de waterkwaliteit zou zijn geweest om aan te sturen op verbetering van de apparatuur. Dit is een punt dat ook werd onderkend in het RIVM advies uit 2012.
Intussen bestaat die apparatuur voor precisiebemesting en -bespuiting, maar het gebruik daarvan is toch niet toegestaan in de bufferzones. Mijn vraag is : waar is de ratio.
Overigens, het is uiteraard prima als natuur en landschapselementen worden toegevoegd zolang daar overeenstemming over is.