Het is toch een gekke tegenstelling: dankzij het internet en andere moderne technologie hebben we meer kennis dan ooit tot onze beschikking, maar ondertussen lijken onze standpunten en beslissingen er alleen maar irrationeler en oppervlakkiger op te worden.
Niets staat ons nog in de weg om ons op te sluiten in onze zolderkamer net zolang tot we alle relevante kennis tot ons hebben genomen over een voor ons relevant onderwerp, om uiteindelijk, alle nuances en slagen om de arm in acht nemend, ons standpunt te formuleren of ons besluit te nemen.
Of nou ja, niets… Prikkels, andere verleidingen, een gebrek aan tijd en ‘betere dingen te doen’. En natuurlijk al die flinterdunne nieuwsberichten, Tweets en krantenstukken op basis waarvan we in no time onze ongezouten mening bij elkaar Pinteresten om die, lichtelijk gestileerd en van het juiste filtertje voorzien, ongegeneerd de wereld in te slingeren.
Sociale wetenschappers verzinnen er de ene na de andere term voor. Ze hebben het over onze kennisillusies: we denken van allerlei zaken van alles af te weten, met name wanneer we ergens vertrouwd mee zijn (wie weet er hoe zijn eigen toilet werkt bijvoorbeeld, of hoe het weerbericht wordt samengesteld?). Het Dunning Kruger Effect, beschreven door de heren Dunning en Kruger, is er ook zo een: mensen die pas net een klein beetje kennis of vaardigheid hebben opgedaan, zijn geneigd die kennis en vaardigheid grondig te overschatten, om vervolgens pas verderop in hun ontwikkeling (als ze daar ooit komen) te realiseren dat ze echt geen benul hadden.
Waar we last van hebben, is wat ik noem een ‘informatieparadox’: meer kennis dan ooit, maar we weten ons er geen raad mee. We missen de kennis, vaardigheden en de tijd (of het geduld) om ons fatsoenlijk te verdiepen in de zaken waarover we ons uitspreken of beslissen.
Of, is dat wel zo? Sommige mensen nemen wel degelijk de moeite om zich in te lezen, maar zijn zij echt bereid zich te laten verrassen? Zelden: wie al klimaatontkenner of vaccinweigeraar is, wordt door zich te verdiepen alleen maar stelliger in de eigen overtuigingen.
Op het eerste gezicht lijkt dat tegenstrijdig, maar dat is het niet. Wie nauwelijks alternatieve informatie (dat is iets anders dan de beruchte ‘alternatieve feiten’ van Donald Trump) tot zijn of haar beschikking heeft, heeft geen munitie om vraagtekens te plaatsen bij het officiële verhaal van bijvoorbeeld de overheid of een gezaghebbende wetenschapper. Wie beschikt over een beetje informatie, komt niet verder dan ja, maar… Wie een oneindige hoeveelheid informatie onder zijn vingertoppen heeft, kan daar even veel argumenten vinden ter onderbouwing van de eigen overtuiging.
We zijn van nature nu eenmaal geen waarheidszoekers maar gelijkzoekers. Of beter: ‘gelijkvinders’ - we vinden dat we altijd gelijk hebben en zo niet dan gaan we net zo lang op zoek tot we dat, in elk geval naar onze eigen mening, weer hebben.
Het is niet zo gek dat we van weinig onderwerpen veel af weten – als journalist kan ik daar maar al te goed over meepraten. Wat ons ontbeert is de bijpassende bescheidenheid. Komt natuurlijk door die kennisillusie, die constant gevoed wordt door de eindeloze stroom gesimplificeerde uitlegartikelen, duidingsrubrieken en commentaren die ons worden voorgeschoteld.
De regelmatig oplaaiende discussie over gezonde voeding is daar een prachtig voorbeeld van. Ooit was er gewoon ‘de schijf van vijf’, tegenwoordig verschijnt er elke week een blog of boek met nieuwe uitgangspunten. Ieder zijn eigen voedselwaarheid, lijkt het soms wel.
Met als belangrijk verschil dat mensen in de praktijk helemaal niet allemaal met unieke meningen en zienswijzen op de proppen komen. Wat we doen is mensen napraten die zeggen wat ons aanstaat, met wie we ons identificeren en waarvan we in de veronderstelling leven dat ze er meer vanaf weten dan wij. Het probleem is dat dit lang niet altijd het geval is. Veel van die ‘opiniemakers’ weten hooguit van een heel smal stukje veel en laten zich vervolgens veel te makkelijk verleiden om over allerlei andere zaken ook hun quasi-intellectuele licht te schijnen.
Wetenschapsjournalistiek gaat dan ook, naar mijn mening, te veel over feiten en te weinig over redeneringen. Natuurlijk, de feiten moeten kloppen, maar klopt het ook wat deze onderzoekers op basis van die feiten beweren? Vaak zijn daar juist gaten in te schieten.
Als kritische volgers moeten we ons dus niet alleen verdiepen in statistiek en de labtechnieken die onderzoekers toepassen, maar minstens zozeer in klassieke retorica en hoe die zich uit in het wetenschappelijk jargon van nu.
Maar, wat moeten we nu met al deze constateringen?
Je zou de informatieparadox kunnen zien als een desastreuze afbrokkeling van onze beschaving. Ik zie het liever iets positiever: wat we zien is de democratisering van kennis, waardoor die net als trendy kleding, mooie meubels, verrukkelijk voedsel en bijzondere kunst niet meer is voorbehouden aan de elite.
Alleen levert dat wel wat problemen op, net zoals de overvloed aan voedsel de honger wegnam maar ons opzadelde met keuzestress in de supermarkt en overtollige kilo’s boven de riem. Wat we nu zien zijn een soort ‘kennisdemocratiseringsziekten, vergelijkbaar met die welvaartsziekten (de term infobesitas was al geclaimd maar heeft een net wat andere betekenis).
Net als bij die welvaartsziekten voldoet het niet om mensen gewoon wat aan te moedigen tot kritisch denken, hier en daar voor te lichten over het onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ informatie, of het maken van verstandige beslissingen, maar is er een veel grootser opgezet masterplan nodig.
Of anders gesteld: onze informatiemaatschappij bevindt zich in de puberteit en het wordt hoognodig tijd dat we met zijn allen volwassen worden – alleen zal dat niet vanzelf gaan.
Hoe kunnen we als maatschappij die symptomen, die informatiewelvaartsziekten bestrijden? En hoe kunnen we ons, totdat die remedies gevonden zijn, als kritische burgers staande houden in deze tijd van (mis)information overload?
Daarin ga ik me het komende jaar verdiepen. Stay tuned.
Dit artikel afdrukken
Of nou ja, niets… Prikkels, andere verleidingen, een gebrek aan tijd en ‘betere dingen te doen’. En natuurlijk al die flinterdunne nieuwsberichten, Tweets en krantenstukken op basis waarvan we in no time onze ongezouten mening bij elkaar Pinteresten om die, lichtelijk gestileerd en van het juiste filtertje voorzien, ongegeneerd de wereld in te slingeren.
Sociale wetenschappers verzinnen er de ene na de andere term voor. Ze hebben het over onze kennisillusies: we denken van allerlei zaken van alles af te weten, met name wanneer we ergens vertrouwd mee zijn (wie weet er hoe zijn eigen toilet werkt bijvoorbeeld, of hoe het weerbericht wordt samengesteld?). Het Dunning Kruger Effect, beschreven door de heren Dunning en Kruger, is er ook zo een: mensen die pas net een klein beetje kennis of vaardigheid hebben opgedaan, zijn geneigd die kennis en vaardigheid grondig te overschatten, om vervolgens pas verderop in hun ontwikkeling (als ze daar ooit komen) te realiseren dat ze echt geen benul hadden.
Waar we last van hebben, is wat ik noem een ‘informatieparadox’: meer kennis dan ooit, maar we weten ons er geen raad mee. We missen de kennis, vaardigheden en de tijd (of het geduld) om ons fatsoenlijk te verdiepen in de zaken waarover we ons uitspreken of beslissen.
Of, is dat wel zo? Sommige mensen nemen wel degelijk de moeite om zich in te lezen, maar zijn zij echt bereid zich te laten verrassen? Zelden: wie al klimaatontkenner of vaccinweigeraar is, wordt door zich te verdiepen alleen maar stelliger in de eigen overtuigingen.
Op het eerste gezicht lijkt dat tegenstrijdig, maar dat is het niet. Wie nauwelijks alternatieve informatie (dat is iets anders dan de beruchte ‘alternatieve feiten’ van Donald Trump) tot zijn of haar beschikking heeft, heeft geen munitie om vraagtekens te plaatsen bij het officiële verhaal van bijvoorbeeld de overheid of een gezaghebbende wetenschapper. Wie beschikt over een beetje informatie, komt niet verder dan ja, maar… Wie een oneindige hoeveelheid informatie onder zijn vingertoppen heeft, kan daar even veel argumenten vinden ter onderbouwing van de eigen overtuiging.
We zijn van nature nu eenmaal geen waarheidszoekers maar gelijkzoekers. Of beter: ‘gelijkvinders’ - we vinden dat we altijd gelijk hebben en zo niet dan gaan we net zo lang op zoek tot we dat, in elk geval naar onze eigen mening, weer hebben.
Het is niet zo gek dat we van weinig onderwerpen veel af weten – als journalist kan ik daar maar al te goed over meepraten. Wat ons ontbeert is de bijpassende bescheidenheid. Komt natuurlijk door die kennisillusie, die constant gevoed wordt door de eindeloze stroom gesimplificeerde uitlegartikelen, duidingsrubrieken en commentaren die ons worden voorgeschoteld.
De regelmatig oplaaiende discussie over gezonde voeding is daar een prachtig voorbeeld van. Ooit was er gewoon ‘de schijf van vijf’, tegenwoordig verschijnt er elke week een blog of boek met nieuwe uitgangspunten. Ieder zijn eigen voedselwaarheid, lijkt het soms wel.
Met als belangrijk verschil dat mensen in de praktijk helemaal niet allemaal met unieke meningen en zienswijzen op de proppen komen. Wat we doen is mensen napraten die zeggen wat ons aanstaat, met wie we ons identificeren en waarvan we in de veronderstelling leven dat ze er meer vanaf weten dan wij. Het probleem is dat dit lang niet altijd het geval is. Veel van die ‘opiniemakers’ weten hooguit van een heel smal stukje veel en laten zich vervolgens veel te makkelijk verleiden om over allerlei andere zaken ook hun quasi-intellectuele licht te schijnen.
Onze informatiemaatschappij bevindt zich in de puberteit en het wordt hoognodig tijd dat we met zijn allen volwassen worden – alleen zal dat niet vanzelf gaanMaar, hoor ik je denken, gelukkig hebben we de wetenschap nog. Het laatste bastion voor feiten, los van meningen, normen en waarden. Helaas valt dat ook tegen. We denken vaak dat wetenschap draait om waarheidsvinding, maar een wetenschappelijk artikel is geen uiteenzetting van feiten, het is een op feiten gebaseerde uiteenzetting van argumenten die een bepaalde stellingname onderbouwen. Ook de wetenschap draait om gelijk krijgen, in dit geval van de collega’s uit het vakgebied en als het even meezit de beleidsmakers, burgers en het Nobelcomité.
Wetenschapsjournalistiek gaat dan ook, naar mijn mening, te veel over feiten en te weinig over redeneringen. Natuurlijk, de feiten moeten kloppen, maar klopt het ook wat deze onderzoekers op basis van die feiten beweren? Vaak zijn daar juist gaten in te schieten.
Als kritische volgers moeten we ons dus niet alleen verdiepen in statistiek en de labtechnieken die onderzoekers toepassen, maar minstens zozeer in klassieke retorica en hoe die zich uit in het wetenschappelijk jargon van nu.
Maar, wat moeten we nu met al deze constateringen?
Je zou de informatieparadox kunnen zien als een desastreuze afbrokkeling van onze beschaving. Ik zie het liever iets positiever: wat we zien is de democratisering van kennis, waardoor die net als trendy kleding, mooie meubels, verrukkelijk voedsel en bijzondere kunst niet meer is voorbehouden aan de elite.
Alleen levert dat wel wat problemen op, net zoals de overvloed aan voedsel de honger wegnam maar ons opzadelde met keuzestress in de supermarkt en overtollige kilo’s boven de riem. Wat we nu zien zijn een soort ‘kennisdemocratiseringsziekten, vergelijkbaar met die welvaartsziekten (de term infobesitas was al geclaimd maar heeft een net wat andere betekenis).
Net als bij die welvaartsziekten voldoet het niet om mensen gewoon wat aan te moedigen tot kritisch denken, hier en daar voor te lichten over het onderscheid tussen ‘goede’ en ‘slechte’ informatie, of het maken van verstandige beslissingen, maar is er een veel grootser opgezet masterplan nodig.
Of anders gesteld: onze informatiemaatschappij bevindt zich in de puberteit en het wordt hoognodig tijd dat we met zijn allen volwassen worden – alleen zal dat niet vanzelf gaan.
Hoe kunnen we als maatschappij die symptomen, die informatiewelvaartsziekten bestrijden? En hoe kunnen we ons, totdat die remedies gevonden zijn, als kritische burgers staande houden in deze tijd van (mis)information overload?
Daarin ga ik me het komende jaar verdiepen. Stay tuned.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Job, leuke input voor je. Zie hier de worsteling van het Kenniscentrum Suiker en Voeding ter gelegenheid van hun 50 jarig bestaan.
Agnes, Wouter trok mijn tussenzinnetje uit zijn verband. Mij ging het vooral om:
Informatie is nog geen kennis, waarbij het vooral gaat hoe je met de informatie omgaat. Het betreft dat ook voornamelijk 'zelfkennis'. Doe je dat op een open manier, nieuwsgierig, met plezier, verbindend, energiek, zonder al te veel oordelen of kijk je er meer gesloten naar met angst, vooringenomenheid, met confirmation bias, verwijderend.
Dat is van alle tijden, maar in dit 'informatie-tijdperk' misschien wel meer. En ben ik benieuwd of de stelling die Job in de kop zet hout snijdt:
"lijken onze standpunten en beslissingen er alleen maar irrationeler en oppervlakkiger op te worden".
Wouter de Heij wellicht leren we langzaam beter af te wegen, (al zal niemand er ooit feilloos in worden), maar ga je er daarmee niet te gemakkelijk vanuit dat het vanzelf goed komt? Er zijn juist massa's mensen die hun leven lang in dezelfde cirkeltjes blijven verkeren en redeneren. Het lijkt me toch juist zaak zoveel mogelijk mensen daar zo vlot als mogelijk bekwaam in te maken?
#12 Wouter,
'Jan Peter van Doorn maakt het meest belangrijke punt: informatie is niet gelijk aan kennis.'
Dat is wat voor jou het belangrijkst is. Voor mij is het misschien de constatering dat de wetenschap niet draait om waarheidsvinding, een wetenschappelijk artikel geen uiteenzetting is van feiten, maar een op feiten gebaseerde uiteenzetting van argumenten die een bepaalde stellingname onderbouwen.
Ja, allicht vind ik dat belangrijk, want dat vond ik ook al heel lang en bevestigt dus mijn mening, lekker makkelijk. Oei!
Mooi vind ik het om te lezen over het grotere vertrouwen van Ellen Maureen in wetenschappers die hun grenzen erkennen. En Peters gevoelde gemis aan een toegewijde tegenpool. Ik ben ook benieuwd wat hij aan communistisch gedachtegoed heeft overgenomen van zijn gesprekspartner van ooit :).
'En verder is meer informatie ook niet gelijk aan goede informatie.
En wat de moderne uitdaging is: met kennis de grote hoeveelheid informatie kunnen filteren.
en die noodzakelijk kennis krijg je pas met 'de jaren'.
De jongeren onder ons zullen dat ook ooit inzien.'
Voor mijn gevoel kom je met deze filtermethode aardig in de gevarenzone van de in het artikel beschreven gelijkvinder. Waar ligt jouw onzekerheid als wetenschapper?
#12 Deze zin: De jongeren onder ons zullen dat ook ooit inzien.
Wat zijn de jongeren ? onder de 20 jaar oud bedoelt u?
Overigens zou ik geen vergelijk willen maken (durven maken) tussen mij, mijn ouders en mijn opa en oma. De impact van internet op de informatie die op mij af kwam sinds mijn +/- 16de is met zo'n ongekende omvang zo snel gegroeid de afgelopen 20 jaar.
Ik denk dat een 12jarige al beter is (moet zijn) in het filteren van informatie dan menigeen in de jaren '80. Toen was het nog overzichtelijk vanuit nu bekeken: Je las een krant, luisterde radio en keek het 18:00 en/of 20:00 journaal. De enige hulplijn die altijd direct beschikbaar was ter check waren de encyclopedie boeken in de kast.
Het heeft meer relatie met tijd en techniek dan met leeftijd in mijn optiek.
Leren filteren heeft in mijn optiek veel te maken met willen filteren, willen horen dat het verhaal ook nog een andere zijde zou kunnen hebben. En dan of die kant dan ook bekeken kan/mag worden.