Een dierwaardigere Nederlandse veehouderij kost €4-5 miljard en levert jaarlijks €2 miljard op. De eerste bewering komt uit een maandag gepubliceerde impactanalyse van de transitie naar een dierwaardige veehouderij, uitgevoerd door onderzoekers van Wageningen Economic Research en Connecting Agri&Food. Het rapport werd aan de minister van Landbouw Voedselzekerheid Visserij en Natuur (LVVN) gepresenteerd door oud-burgemeester Elbert Roest, voorzitter van het Convenant Dierwaardige Veehouderij. De tweede bewering is afkomstig uit een eerder rapport van Caring Farmers en de Dierenbescherming.
Het rapport Werken aan dierenwelzijn in de veehouderij stelt voor om de houderijsystemen voor varkens, pluimvee en runderen grondig te herzien, zodat de dieren meer ruimte krijgen en natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Voor varkens betekent dit meer leefruimte en stro in de stallen, terwijl voor kippen vrije uitloopsystemen en volières worden aanbevolen. Runderen zouden meer weidegang moeten krijgen.

De transitie wordt in fasen voorgesteld. De eerste stappen worden in 2025 gezet; de volledige implementatie moet tegen 2035 afgerond zijn. Dit gefaseerde tijdspad is nodig om boeren de tijd te geven zich aan te passen, maar ook om de financiering stapsgewijs rond te krijgen. Het rapport schat de benodigde investeringen op €4-5 miljard, met structurele jaarlijkse kosten van ruim €1 miljard. De financiering moet komen uit een combinatie van publieke en private middelen. De overheid moet ervoor zorgen dat subsidies en Europese fondsen beschikbaar komen. Daarnaast moeten boeren gaan samenwerken met banken en private investeerders om innovatieve oplossingen voor nieuwe houderijsystemen te financieren. De hogere kosten voor diervriendelijker vlees, zuivel en eieren moeten deels door consumenten worden afgerekend aan de kassa van hun kaasboer, slager en supermarkt en natuurlijk in de horeca en out-of-home.

Reacties
De organisatie van jonge boeren NAJK onderschrijft het belang van een dierwaardiger veehouderij maar maakt zich zorgen over de impact op jonge boeren. De jonge boeren vragen aandacht voor haalbare financiering en steun voor de agrarische sector om de veranderingen door te voeren. Ze willen vooral voorkomen dat jonge boeren financieel overbelast raken.

Caring Farmers, een door klimaat-NGO Urgenda ondersteunde beweging die is opgezet door 3 boeren en een duurzaam voedselsysteem nastreeft, steunt het rapport in grote lijnen maar is heel kritisch. Caring Farmers vindt dat het lang niet ver genoeg gaat. Volgens hen moet er meer nadruk komen op structurele veranderingen en een snellere afschaffing van intensieve veehouderij. De organisatie pleit voor een integrale aanpak die zowel dierenwelzijn als duurzaamheid en biodiversiteit bevordert.

Te concluderen valt dat de belangrijkste strategische regiebesluiten nog genomen moeten worden en buiten het rapport zijn gebleven
Boerenkoepel LTO Nederland vindt dat de voorgestelde maatregelen alleen haalbaar zijn als er voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. De boerenorganisatie wijst op het gevaar van faillissementen onder gemotiveerde boeren en de negatieve impact op de concurrentiepositie van Nederlandse boeren.

De Dierenbescherming juicht meer dierenwelzijn door een dierwaardiger dierhouderij toe, maar vraagt zich net als de boerenorganisaties af wie uiteindelijk de kosten zal dragen. De Dierenbescherming benadrukt dat de prijs voor beter dierenwelzijn eerlijk verdeeld moet worden, waarbij de consument bereid moet zijn om meer te betalen voor dierwaardige producten, maar ook de overheid een grote rol moet spelen in de financiële ondersteuning.
De organisatie waaruit het Beter Leven Keurmerk is ontstaan, wijst op een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse die ze samen met Caring Farmers heeft laten maken. Daaruit komt naar voren dat een radicalere vorm van dierwaardigheid de samenleving als totaal geen extra kosten, maar een jaarlijkse positief resultaat van €2 miljard zou opleveren. Om die te realiseren moet echter de totale uit vele private partijen bestaande keten vergaand verbouwd worden. Anders dan Caring Farmers is de Dierenbescherming mild met kritiek op het rapport. Directeur Ellen Bien zegt dat de Dierenbescherming weliswaar niet op alle punten haar zin heeft gekregen, maar dat ze trots is op het bereikte resultaat dat wezenlijke stappen zet richting een dierwaardigere veehouderij. "Als alle partijen hun schouders hieronder zetten, moet het lukken“, laat ze weten.

Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de koepel van supermarktorganisaties in Nederland benadrukt dat alle afnemers van dierlijke producten – waaronder supermarkten, horeca en exporteurs – betrokken moeten worden bij de invoering van het Convenant Dierwaardige Veehouderij. Het CBL zegt met zoveel woorden dat zijn leden niet gaan betalen voor de dierlijke productie die de Nederlandse boeren via exporteurs naar het buitenland verkopen (zie hieronder)..

Regie of private concurrentie?
De realisatie van positieve maatschappelijke baten lukt alleen met regie, terwijl nu vooral individuele bedrijven hun rol en verantwoordelijkheid nemen. Afgelopen weekend wezen we op de rol die Albert Heijn en de concurrerende NGO Wereldnatuurfonds samen nemen om publieke doelen privaat te realiseren. Andere supermarkten zouden deel kunnen nemen, maar zoeken liever hun eigen onderscheidende voordelen dan deel te nemen in certificatieprogramma's van de dominante marktleider. Daarom is het niet makkelijk om de berekende maatschappelijke baten zonder visie op de functie en meerwaarde van de Nederlandse dierhouderij te realiseren. Dat heeft bovendien alles te maken met het feit dat Nederlandse boeren op dit moment voornamelijk voor onze buurlanden produceren. Grofweg 60% van de dierlijke producten die Nederland op dit moment produceert worden verkocht in andere EU-lidstaten. Het grootste deel verdwijnt in de magen van Duitsers. Eieren zijn de grootste categorie Nederlands dierlijk product die in Duitsland wordt gegeten. In de bestaande liberale markt kan de nieuwe standaard voor dierwaardigheid alleen door samenwerking met Duitse supermarkten worden gerealiseerd. Dat wordt een hele kluif omdat de Duitse regering eigen ideeën heeft over de realisatie van meer dierenwelzijn en het land bijna vijf keer zoveel consumenten telt als Nederland.

Minister Femke Wiersma erkent de noodzaak van een dierwaardige veehouderij. Ze benadrukt echter dat de uitvoering niet eenvoudig zal zijn. In haar aanbiedingsbrief van het rapport aan de Tweede Kamer schrijft ze: "Het rapport laat zien dat deze verandering vergaande consequenties heeft voor de veehouderijsector, in het bijzonder naarmate een groter deel van de rekening bij de ondernemers wordt neergelegd. Dat zou zowel de financierbaarheid van de investeringen als de haalbaarheid van de dierenwelzijnsmaatregelen twijfelachtig maken. Van belang is dat deze verandering tot stand kan worden gebracht vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van primaire producenten in de veehouderij, overheid, financiers, ketenpartijen en consumenten. Dit punt heeft mijn bijzondere aandacht in het vervolgproces"

Met die woorden zegt de minister dat ze erop zal letten dat boeren niet worden overbelast en dat ze zal bewaken dat de financiering van de transitie eerlijk wordt verdeeld over overheid en markt. Zoals zojuist al opgemerkt, is dat een grote opgave tenzij de productie van de veehouderij voornamelijk wordt beperkt tot de schaal van Nederland. Omdat zo'n grote krimp vooralsnog wringt, valt te concluderen dat de belangrijkste strategische regiebesluiten nog genomen moeten worden en buiten het rapport zijn gebleven.

BELANGRIJKSTE PUNTEN VAN HET RAPPORT
  • Varkenshouderij: overschakeling op stallen die meer ruimte en toegang tot stro bieden. Dit systeem moet natuurlijk gedrag zoals wroeten en bewegen mogelijk maken, wat essentieel is voor het welzijn van varkens. Daarnaast moet het gebruik van dichte vloeren met mestafvoer verbeterd worden om hygiënischer te werken, zonder het welzijn te schaden.

  • Pluimveehouderij: stap voor legkippen en vleeskuikens over op volières en vrije-uitloopsystemen. Deze systemen geven kippen meer bewegingsvrijheid en bieden de mogelijkheid tot scharrelen en stofbaden nemen. Dit draagt bij aan het verminderen van stress en gedragsstoornissen, zoals verenpikken.

  • Rundveehouderij: meer weidegang waarbij koeien meer tijd buiten kunnen doorbrengen. Voor vleesrunderen moeten stallen meer ruimte bieden, en er moet gewerkt worden aan verbeterde ondergrond die minder belastend is voor de gewrichten van de dieren.

Tijdspad voor implementatie
De voorgestelde veranderingen moeten volgens het rapport gefaseerd worden doorgevoerd:

2025: Start van de eerste maatregelen, waarbij stallen die niet voldoen aan de minimale eisen voor dierenwelzijn als eerste moeten worden aangepast.

2030: De helft van de veehouderijsector moet overgestapt zijn naar de nieuwe systemen.

2035: Volledige implementatie van de nieuwe dierwaardige houderijsystemen. Tegen die tijd moeten alle veehouderijbedrijven voldoen aan de normen die zijn vastgesteld voor dierenwelzijn.

Financiering van de maatregelen
Het rapport schat dat de volledige transitie naar dierwaardige veehouderij een investering van €4 tot 5 miljard vereist. Daarnaast worden de jaarlijkse structurele kosten geraamd op ruim €1 miljard. De overheid moet een deel van de financiering dragen door gerichte subsidies beschikbaar te stellen aan veehouders die hun bedrijf willen verduurzamen. Daarnaast worden er Europese subsidies vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ingezet om duurzame landbouwpraktijken te stimuleren. Bedrijven en investeerders uit de voedingsindustrie moeten betrokken worden bij de financiering van de transitie.

Het rapport stelt voor om samenwerkingen aan te gaan met banken en andere financiële instellingen om boeren gunstige leningen en financieringsoplossingen te bieden voor de noodzakelijke aanpassingen.

De prijzen van dierlijke producten zullen naar verwachting stijgen als gevolg van de verbeterde houderijsystemen. De meerkosten van diervriendelijker vlees, zuivel en eieren zullen gedeeltelijk doorberekend worden aan de consument. Het rapport benadrukt echter dat deze kostenstijging geleidelijk moet worden ingevoerd, zodat de vraag naar dierlijke producten behouden blijft en het inkomen van boeren wordt beschermd.

Naast directe subsidies en investeringen stelt het rapport voor om met pilotprojecten innovatie in de veehouderij te stimuleren. Nieuwe technieken en bedrijfsmodellen die de transitie naar dierwaardige houderij versnellen, kunnen worden ondersteund door onderzoeks- en ontwikkelingsfondsen.

Het rapport stelt voor om samenwerkingen tussen overheden, industrie, en onderzoeksinstellingen te versterken. Dergelijke partnerships moeten de financiering van de transitie vergemakkelijken door nieuwe technologieën en werkwijzen te ontwikkelen die bijdragen aan duurzamere en diervriendelijkere bedrijfsvoering.