Voerbedrijf Duynie werkt al sinds 1968 aan een circulaire voedseleconomie. Van oudsher geeft het bedrijf reststromen uit de levensmiddelenindustrie een tweede leven als veevoer, maar liever nog als voedsel voor mensen. Binnen Duynie is Derk van Manen verantwoordelijk voor Corporate Affairs. Hij ziet iets nogal scheef gaan: het circulaire energiebeleid van de EU maakt een potje van wat wijs circulair voedselbeleid zou moeten zijn.
Circulariteit betekent dat producten na gebruik worden ingezet als grondstof voor nieuwe producten of materialen. Het doel is om te streven naar een wereld zonder afval. Afval nieuw leven inblazen, daar komt het begrip ’lifecycle’ vandaan.
Dit concept vormt de kern van Duynie’s activiteiten. We zetten co-producten uit de agro-industrie om naar hoogwaardige producten, zoals voeding (direct voor mensen), diervoeder (indirect voor mensen), petfood en technische toepassingen.
Ons bedrijf helpt partners op weg naar circulariteit door optimaal gebruik te maken van grondstoffen en het verkleinen van hun ecologische voetafdruk.
We zijn ontstaan door het ophalen van co-producten bij de voedelverwerkende industrie en die rechtstreeks, zonder bewerkingen, weer afzetten bij voornamelijk rundveehouders en varkenshouders. In juridische taal heten zulke producten 'reststromen', omdat ze overblijven bij de verwerking van primaire akkerbouwproducten. Duynie kiest voor de term 'co-producten', omdat het geen afval is maar een serie producten waarin meerwaarde schuilgaat. Denk aan aardappelschillen uit de fritesindustrie, bierbostel uit brouwerijen en bietenperspulp uit de suikerindustrie.
Veevoer en voedsel
Co-producten hebben weinig verdere bewerking nodig en bieden een alternatief voor geteelde veevoergrondstoffen. Dat spaart land dat weer gebruikt kan worden voor gewassen die direct bestemd zijn voor menselijke consumptie. Omdat veel grondstoffen voor veevoer van buiten Europa worden geïmporteerd, kost het daar minder land en spaart het ontbossing.
De veehouderij is van belang om co-producten om te zetten in hoogwaardige eiwitten, zoals zuivel en vlees. In Wageningen is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van deze omzetting door de veehouderij. De Wageningse onderzoekers Hannah van Zanten en Imke de Boer hebben de nodige berekeningen gepubliceerd waaruit blijkt dat de veehouderij een belangrijke rol heeft om co-producten uit de voedingsmiddelenindustrie een duurzaam tweede leven te geven in de vorm van hoogwaardige eiwitten. Terugkijkend naar de afgelopen 30 jaar, constateer ik dat de korte afstand in ons land tussen grote voedingsmiddelenindustrie en veehouderij heeft geleid tot een symbiose. Beide sectoren profiteren van wederzijdse voordelen en de zo gewenste duurzaamheid vaart er wel bij .
Nog beter dan veevoer
Toch is het vaak nog duurzamer om de ontwikkeling van toepassingen voor reststromen buiten de veehouderij te bevorderen, zoals mooi geïllustreerd wordt door de ladder van Moerman. Er zijn co-producten die na bewerking ook geschikt voor menselijke consumptie; dat is nog beter dan er veevoer van maken. In 1999 introduceerde Gunter Pauli in zijn boek Upsizing het concept van upcycling, waarbij reststromen worden gezuiverd om zo een hogere waarde te creëren. Bij Duynie gebeurt dit bijvoorbeeld in een van de fabrieken door middel van bioraffinage van bierbostel. Dit resulteert in eiwitten die geschikt zijn voor menselijke consumptie. Deze upcycled proteïne kan weer worden toegepast in levensmiddelen, zoals bijvoorbeeld vleesvervangers en repen die je eiwitbehoefte dekken. Zulke circulaire toepassingen komen boven veevoer op de ladder van Moerman.
![Ladder van Moerman](/files/algemeen/laddervanmoerman-1920x1080px-1600x900.png)
De ladder van Moerman, afbeelding Duynie
Het tegenovergestelde van upcycling is downcycling. Dat laat reststromen een nieuw leven krijgen dat minder waardevol is dan het oorspronkelijke product. Een voorbeeld is biomethaanvergisting van reststromen waar je diervoeders of zelfs levensmiddelen van kunt maken. Door marktomstandigheden en overheidsmaatregelen belanden die op dit moment toch in de vergister.
Door de ambitie van de EU om biogasproductie sterk te vergroten, neemt de vraag naar biomassa om er energie van te maken toe. In eerste instantie is het de bedoeling om laagwaardige biomassastromen te gebruiken die niet geschikt zijn als diervoeder. Maar de vraag naar biomassa groeit dusdanig hard dat zelfs co-producten die onder normale omstandigheden als diervoeder worden gebruikt, nu worden ingezet als co-substraat voor vergisting. Hoewel circulair, beschouw ik deze toepassing vanuit duurzaamheidsoogpunt als ongewenst. De veehouderij zal hierdoor immers steeds afhankelijker worden van doelbewust geteelde grondstoffen. Foodlog ging in een recent artikel dieper op deze kwalijke ontwikkeling in.
Energiebeleid leidt tot onwijs voedselbeleid
Doordat de overheid ingrijpt met ambities, subsidies en fiscale maatregelen, wordt het ecologische optimum van de ladder van Moerman wreed verstoord. De laagste trede krijgt ineens de hoogste economische waarde. De effecten daarvan zijn strijdig met het kader van de Farm to Fork-strategie, waaronder optimaal hergebruik van biomassa. Het probleem schuilt in de capaciteit van de vergistingsinstallaties die nu gebouwd worden met overheidssubsidies. Als ze er eenmaal staan, zullen ze maximaal benut en dus gevuld moeten worden. Dat volume wordt uit de markt weggetrokken waardoor innovatie van de optimale benutting van reststromen wordt geremd. De facto subsidieert de overheid het maken van energie uit goed voedsel. Dat kan ook de bedoeling van een verstandig energiebeleid naast een wijs voedselbeleid niet zijn. Nog gekker wordt het als vanwege de biogasambities van de EU ook gewassen worden vergist die van land komen dat voor voedsel kan worden gebruikt. De eerste gevallen zijn - weliswaar in de vorm van fraude - al geconstateerd.
Dit artikel afdrukken
Dit concept vormt de kern van Duynie’s activiteiten. We zetten co-producten uit de agro-industrie om naar hoogwaardige producten, zoals voeding (direct voor mensen), diervoeder (indirect voor mensen), petfood en technische toepassingen.
Ons bedrijf helpt partners op weg naar circulariteit door optimaal gebruik te maken van grondstoffen en het verkleinen van hun ecologische voetafdruk.
We zijn ontstaan door het ophalen van co-producten bij de voedelverwerkende industrie en die rechtstreeks, zonder bewerkingen, weer afzetten bij voornamelijk rundveehouders en varkenshouders. In juridische taal heten zulke producten 'reststromen', omdat ze overblijven bij de verwerking van primaire akkerbouwproducten. Duynie kiest voor de term 'co-producten', omdat het geen afval is maar een serie producten waarin meerwaarde schuilgaat. Denk aan aardappelschillen uit de fritesindustrie, bierbostel uit brouwerijen en bietenperspulp uit de suikerindustrie.
Veevoer en voedsel
Co-producten hebben weinig verdere bewerking nodig en bieden een alternatief voor geteelde veevoergrondstoffen. Dat spaart land dat weer gebruikt kan worden voor gewassen die direct bestemd zijn voor menselijke consumptie. Omdat veel grondstoffen voor veevoer van buiten Europa worden geïmporteerd, kost het daar minder land en spaart het ontbossing.
De veehouderij is van belang om co-producten om te zetten in hoogwaardige eiwitten, zoals zuivel en vlees. In Wageningen is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de duurzaamheid van deze omzetting door de veehouderij. De Wageningse onderzoekers Hannah van Zanten en Imke de Boer hebben de nodige berekeningen gepubliceerd waaruit blijkt dat de veehouderij een belangrijke rol heeft om co-producten uit de voedingsmiddelenindustrie een duurzaam tweede leven te geven in de vorm van hoogwaardige eiwitten. Terugkijkend naar de afgelopen 30 jaar, constateer ik dat de korte afstand in ons land tussen grote voedingsmiddelenindustrie en veehouderij heeft geleid tot een symbiose. Beide sectoren profiteren van wederzijdse voordelen en de zo gewenste duurzaamheid vaart er wel bij .
Nog beter dan veevoer
Toch is het vaak nog duurzamer om de ontwikkeling van toepassingen voor reststromen buiten de veehouderij te bevorderen, zoals mooi geïllustreerd wordt door de ladder van Moerman. Er zijn co-producten die na bewerking ook geschikt voor menselijke consumptie; dat is nog beter dan er veevoer van maken. In 1999 introduceerde Gunter Pauli in zijn boek Upsizing het concept van upcycling, waarbij reststromen worden gezuiverd om zo een hogere waarde te creëren. Bij Duynie gebeurt dit bijvoorbeeld in een van de fabrieken door middel van bioraffinage van bierbostel. Dit resulteert in eiwitten die geschikt zijn voor menselijke consumptie. Deze upcycled proteïne kan weer worden toegepast in levensmiddelen, zoals bijvoorbeeld vleesvervangers en repen die je eiwitbehoefte dekken. Zulke circulaire toepassingen komen boven veevoer op de ladder van Moerman.
![Ladder van Moerman](/files/algemeen/laddervanmoerman-1920x1080px-1600x900.png)
Het tegenovergestelde van upcycling is downcycling. Dat laat reststromen een nieuw leven krijgen dat minder waardevol is dan het oorspronkelijke product. Een voorbeeld is biomethaanvergisting van reststromen waar je diervoeders of zelfs levensmiddelen van kunt maken. Door marktomstandigheden en overheidsmaatregelen belanden die op dit moment toch in de vergister.
Hoewel dit het circulaire karakter van de producten bevordert, beschouw ik dit vanuit duurzaamheidsoogpunt als een ongewenste ontwikkelingBiogas
Door de ambitie van de EU om biogasproductie sterk te vergroten, neemt de vraag naar biomassa om er energie van te maken toe. In eerste instantie is het de bedoeling om laagwaardige biomassastromen te gebruiken die niet geschikt zijn als diervoeder. Maar de vraag naar biomassa groeit dusdanig hard dat zelfs co-producten die onder normale omstandigheden als diervoeder worden gebruikt, nu worden ingezet als co-substraat voor vergisting. Hoewel circulair, beschouw ik deze toepassing vanuit duurzaamheidsoogpunt als ongewenst. De veehouderij zal hierdoor immers steeds afhankelijker worden van doelbewust geteelde grondstoffen. Foodlog ging in een recent artikel dieper op deze kwalijke ontwikkeling in.
Energiebeleid leidt tot onwijs voedselbeleid
Doordat de overheid ingrijpt met ambities, subsidies en fiscale maatregelen, wordt het ecologische optimum van de ladder van Moerman wreed verstoord. De laagste trede krijgt ineens de hoogste economische waarde. De effecten daarvan zijn strijdig met het kader van de Farm to Fork-strategie, waaronder optimaal hergebruik van biomassa. Het probleem schuilt in de capaciteit van de vergistingsinstallaties die nu gebouwd worden met overheidssubsidies. Als ze er eenmaal staan, zullen ze maximaal benut en dus gevuld moeten worden. Dat volume wordt uit de markt weggetrokken waardoor innovatie van de optimale benutting van reststromen wordt geremd. De facto subsidieert de overheid het maken van energie uit goed voedsel. Dat kan ook de bedoeling van een verstandig energiebeleid naast een wijs voedselbeleid niet zijn. Nog gekker wordt het als vanwege de biogasambities van de EU ook gewassen worden vergist die van land komen dat voor voedsel kan worden gebruikt. De eerste gevallen zijn - weliswaar in de vorm van fraude - al geconstateerd.
In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de circulariteitreeks of het overzicht van de serie Wat is circulariteit?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
De laatste twee zinnen begrijp ik niet zo goed. Wat heeft het vergisten van voedselgewassen te maken met het verdwijnen van rundervet en palmolie in biodiesel ?
Er wordt gesuggereerd dat de overheid het maken van energie uit goed voedsel stimuleert door vergistingsinstallaties te subsidiëren.
Hoe gebeurt dat dan en in welke mate? Intrants die ons aangeboden worden om te verwerken in de biogasinstallatie zijn doorgaans te duur (want 100% zelfvoorzienend) tenzij ze gratis worden aangeboden.
In Frankrijk wordt getracht de concurrentie tussen voedsel- en energiegewassen te beperken door allerlei voorwaarden te stellen aan de subsidie die verleend wordt aan vergistingsinstallaties (90% van de methaniseerbare biomassa is in Frankrijk van agrarische oorsprong).
Zo mag het aandeel in het inputtonnage van tussengewassen (groenbemesters, die voorheen werden ondergeploegd) maximaal 50% zijn en van speciaal daarvoor geteelde energiegewassen maximaal 15% zijn (rest mest). Ook moeten veehouders aantonen dat ze autonoom blijven in ruwvoer.
(die 15% is in ons geval een deel van de extra maïs die we telen als verzekering voor een slecht oogstjaar).
Het is in Frankrijk niet zo dat je met subsidie onbeperkt energiegewassen in de installatie kunt vergisten.
Daarnaast moet je om in aanmerking te komen voor subsidie minimaal 50% in je eigen inputtonnage voorzien. Bij ons project moesten wij om in aanmerking te komen voor een lening bij de bank 100% onze in eigen input voorzien (mest en tussenculturen).
De meeste projecten bij ons in de buurt opereren zo. Externe intrants: bermmaaisel en afval van veevoederfabrieken krijgen we gratis.
De concurrentie wordt beperkt. Geen idee hoe de subsidievoorwaarden in andere EU landen zijn.
#1, ik krijg de indruk dat het bedrijfsleven aan de rem trekt rondom biobrandstoffen. Kijk recent naar shell die in Rotterdam de bouw heeft stil gelegd van de nieuwe biobrandstoffen fabriek.
Het probleem is dat er veel plantaardige olie nodig is of suikers (zetmelen). De bijproducten zijn voornamelijk eiwitrijk en kunnen voornamelijk alleen ingezet worden in diervoeding.
We willen minder dieren…. Plus veel dierlijk vet gaat ook biobrandstof in. Dat wordt of zou ook minder moet worden als we minder vlees consumeren.
Ik denk zeker dat je gelijk hebt Derk maar de maatschappij incl. politiek denkt aan vandaag en morgen en niet zozeer aan de dagen daarna. We hebben ondervonden dat door oorlog energie plots schaars kan worden en samen met de drang om CO2 emissie terug te dringen geeft dat focus op alternatieve energie bronnen. Goedkoop voedsel is er nog genoeg, kijk maar in de supermarktschappen.