Een groeiende groep mensen zegt 'flexitarisch' of 'vleesminderend' te eten. Dat zijn mensen die nog steeds vlees en zuivel eten, maar proberen hun consumptie te verminderen, om doorgaans milieu- of ethische redenen. Bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk telt meer flexitariërs dan veganisten, vegetariërs en pescotariërs (die alleen vis eten) samen.

Ethisch bewuste consumenten moeten nog steeds een keuze maken: welk type vlees verkleint hun milieu-impact en verhoogt dierenwelzijn?

Je neemt graag aan dat wat goed is voor de planeet ook goed is voor het dier. Helaas is dat niet het geval. De twee doelen staan elkaar doorgaans in de weg. Wat beter is voor dierenwelzijn is vaak slechter voor het milieu, en omgekeerd. Dit geldt voor verschillende soorten vee (één dode koe geeft meer vlees dan één dode kip) en voor verschillende manieren van het houden van een specifiek dier (kooi-eieren hebben een lagere footprint dan vrije uitloop).

We staan er niet graag bij stil. Hoe consumenten met dit dilemma omgaan, hangt af van hun waarden en prioriteiten en van kosten, smaak en hun relatie met boeren en gemeenschappen.

In dit artikel presenteer ik cijfers uit onderzoek naar de afwegingen tussen milieubescherming en dierenwelzijn, zodat je zelf kunt beslissen hoe je een afweging kunt maken als de situatie dat van je vraagt.

Hamburgers inruilen voor kip-burgers verlaagt je milieuvoetafdruk, maar is slechter voor dierenwelzijn
Ruil een runderhamburger in voor een kipburger en je verkleint de CO2-voetafdruk van je maaltijd met ongeveer 80%1. Het probleem is alleen dat je 200 keer zoveel kippen moet doden als koeien om dezelfde hoeveelheid vlees te krijgen. Een gemiddelde kip levert ongeveer 1,7 kilogram vlees op, terwijl een koe ongeveer 360 kilogram vlees produceert.

Dit geldt ook voor andere soorten vee. In de grafiek hieronder heb ik de CO2-voetafdruk van elk type vlees aan de rechterkant weergegeven en het aantal gedode dieren om één ton vlees te produceren aan de linkerkant. Je ziet de afweging. Grotere dieren – koeien, varkens en lammeren – stoten meer broeikasgassen uit, maar produceren veel meer vlees per dier. Kippen en vis hebben misschien een lage CO2-voetafdruk, maar worden in veel grotere aantallen gedood.

Daarom slachten we veel meer kleinere dieren – kippen en vis – dan grote. Zoals mijn collega Max Roser in een ander artikel laat zien, worden dagelijks 200 miljoen kippen en honderden miljoenen vissen gedood, vergeleken met enkele miljoenen varkens en schapen, en ongeveer 900.000 koeien per dag.

animals-killed-carbon-footprint
Vlindergrafiek die het aantal gedode dieren om één ton vlees te produceren versus de broeikasgasemissies van dat vlees laat zien. Ze zijn omgekeerd gecorreleerd.

Om deze cijfers in context te plaatsen: de gemiddelde persoon in de Europese Unie consumeert ongeveer 80 kilogram vlees per jaar. Als dit allemaal kippenvlees zou zijn, zouden er ongeveer 40 kippen per persoon gedood moeten worden2. Van rundvlees zou het minder dan een zesde van een koe zijn. Dat is één koe elke 6 of 7 jaar.

Maar het gaat niet alleen om het aantal levens. Het leven van een gemiddelde kip is waarschijnlijk veel slechter dan dat van een koe. Bijna alle kippen ter wereld worden in industriële stallen gehouden. Ik heb geschreven over de pijnlijke omstandigheden die veel kippen tijdens hun leven ervaren. Hoewel sommige runderen ongetwijfeld ook slechte zorgomstandigheden zullen ervaren, hebben ze gemiddeld een hoger welzijnsniveau3.

Kiezen valt niet mee. Rund inruilen voor kip en vis vermindert je milieuvoetafdruk, maar gaat ten koste van meer dieren die pijnlijke levens leiden.

Slechtere welzijnsnormen hebben doorgaans een lagere CO2- en landvoetafdruk
Sommige flexitariërs zullen de prioriteit geven aan het milieu en kiezen voor kip. Anderen zullen het dierenwelzijn vooropstellen en voor rundvlees gaan. Sommigen zullen proberen een middenweg te vinden en voor varkensvlees gaan.

Prop kippen in kleine kooien en je hebt minder land nodig. Voorkom dat ze rondlopen en ze 'verspillen' minder energie. Geef ze groeihormonen en ze groeien sneller
De keuze is dan simpel, zou je denken. Biologisch varkensvlees is toch beter voor het dier en het milieu? Vrije-uitloopkippen zijn gelukkig, gezond en hebben de laagste impact, toch?

Helaas is dat niet altijd zo. Dezelfde afwegingen bestaan ook binnen een soort vlees.

Kip
Prop kippen in kleine kooien en je hebt minder land nodig. Voorkom dat ze rondlopen en ze 'verspillen' minder energie. Geef ze groeihormonen en ze groeien sneller. Dat is beter voor het klimaat omdat ze minder voer nodig hebben om hun gewenste slachtgewicht te behalen. En het bespaart meststoffen, land, water en andere bronnen. Bovendien leidt een compacte houderij vaak tot minder mest, wat een andere bron van broeikasgasemissies is. Maar al deze keuzes verlagen de kwaliteit van leven van de dieren.

In een eerder artikel onderzocht ik hoe kippenrassen de afgelopen 50 jaar zijn veranderd. 'Snelgroeiende rassen' van kippen – die sneller groeien – zijn steeds populairder geworden4. Zoals in het diagram hieronder te zien is, was de typische vleeskip in 2005 na 56 dagen meer dan 4 keer zwaarder dan de gemiddelde kip in de jaren '50. Die prestatie bezorgt moderne kippen een aantal gezondheidsproblemen, maar voor het klimaat is het uiteindelijk beter vanwege de hogere voerefficiëntie.

broiler-chicken-weight kip gewicht
Afbeelding van kippen in verschillende levensfasen, in de jaren 50, 70 en 2005. Kippen in 2005 zijn veel groter dan die in de jaren 70 en 50.

Een review uit 2019 door de Europese Commissie – Impact of animal breeding on GHG emissions and farm economics – merkt op dat de CO2-voetafdruk van kippenproductie in de afgelopen decennia is gedaald en dat dat vrijwel geheel te danken is aan de verbeterde groeisnelheid van kippen. Het rapport merkt op dat "verdere verbeterde groeisnelheid verreweg het grootste potentieel heeft om de broeikasgasemissies van vleeskippenproductie te verminderen."

Hoe het belang van dierenwelzijn uitvalt, is duidelijk. Het rapport suggereert dat één van de barrières voor verdere verminderingen in broeikasgasemissies de dierenwelzijnsoverwegingen bij consumenten zijn. In het rapport valt te lezen:

In de afgelopen jaren hebben een groeiende vraag laten zien naar langzaam groeiende vleeskippen, waaraan een hoger dierenwelzijn wordt toegedacht, als alternatief voor de snelgroeiende, energie-efficiënte vleeskippen. [...] Het kweken van dergelijke langzaam groeiende lijnen zou resulteren in een aanzienlijke toename van broeikasgasemissies en andere milieubelastingen vanwege de verhoogde voerconsumptie van de vogels gedurende de langere productiecyclus.

Eieren
Wat voor kippen geldt, geldt ook voor eieren. In kooien gehouden leghennen hebben minder behoeften qua huisvesting en voer dan vrije-uitloophennen en hebben daarom een lagere CO2-voetafdruk.

Een studie die kooihennen, vrije-uitloophennen en biologische hennen in het Verenigd Koninkrijk vergeleek, ontdekte dat de kooihennen meer eieren produceerden en minder voer nodig hadden. Hun CO2-voetafdruk is ongeveer 16% per kilogram ei5 lager. Studies in Nederland en Tsjechië laten ook zien dat batterij- of kooihennen de laagste CO2-voetafdruk hebben.6

Rundvlees
Dezelfde principes gelden voor koeien. Efficiëntere landbouw neigt de milieueffecten te verminderen, maar het gaat gepaard met minder dierenwelzijn.

Grasgevoerd rundvlees heeft doorgaans een hogere CO2-voetafdruk dan graangevoerd. Een studie door Daniel Blaustein-Rejto en collega's ontdekte dat de emissies van grasgevoerd rundvlees ongeveer 20% hoger waren dan van graangevoerde koeien7. Exclusief grasgevoerd rundvlees gebruikt ook meer land, dus de 'carbon opportunity costs' – hoeveel koolstof zou worden vastgelegd als je dat land niet voor landbouw zou gebruiken – zijn hoger. Toen Daniel Blaustein-Rejto en collega's deze gemiste kans ook doorberekenden, was de CO2-voetafdruk van grasgevoerd rundvlees 42% hoger dan graangevoerd.

De CO2-voetafdruk van grasgevoerd rundvlees is 42% hoger dan graangevoerd
De meeste graangevoerde koeien brengen ten minste een deel van hun leven buiten door, waar ze worden gevoerd met gras, hooi en ander voer. Het verschil met grasgevoerde runderen is dat ze voor hun laatste levensfase op een graandieet worden overgezet. In die zin is 'graan-afgemest' een nauwkeurigere term. Graangevoerde koeien kunnen op een paar manieren ongemak ervaren. Ten eerste worden ze vaak van hun weiden naar een industriële voerplaats (feedlot) vervoerd, wat een fysieke en mentale tol kan eisen8. Het lawaai en de trillingen van de reis kunnen stressvol zijn, de omstandigheden kunnen krap zijn en ze kunnen gebrek aan voer en water ervaren tijdens de reis. Een slecht beheerde overgang van gras naar graan kan spijsverteringsproblemen en ongemak veroorzaken. Er zijn manieren om enkele van deze negatieve effecten te verminderen, maar het algehele welzijn van graangevoerde koeien is waarschijnlijk lager dan van grasgevoerde runderen.

Graangevoerde koeien zetten sneller vlees aan en zijn daarom eerder op hun 'optimale' gewicht en groter aan het einde van hun leven vergeleken met grasgevoerde koeien. Om die reden is de CO2-voetafdruk van graangevoerd rundvlees meestal lager. Verschillende studies bevestigden dat9.

Varkens
In een paper gepubliceerd in Nature Food (en hier op Foodlog beschreven), bestudeerden Harriet Bartlett en collega's de milieueffecten, welzijnskosten en antibioticagebruik in 74 varkens 'breed-to-finish'-houderijsystemen' in het Verenigd Koninkrijk en 17 in Brazilië10. Dit is de productiefase waarin varkens worden afgemest om hun slachtgewicht te bereiken.

Boerderijen met lagere emissies doen het doorgaans slechter voor varkens. Dit geldt ook voor landgebruik: slecht behandelde dieren gebruiken minder land
Over het algemeen vonden ze vrij grote compromissen in de meeste van deze systemen. Boerderijen met een beter dierenwelzijn stoten doorgaans meer koolstof uit en gebruiken meer land. Je ziet deze relatie in de grafiek hieronder, die de emissies per kilogram vlees afzet tegen de welzijnskosten.

Hoe meer naar rechts – op de horizontale as – hoe slechter het is voor het dier dat lijdt onder oplopende geëxternaliseerde kosten. Waarden verder naar rechts vertegenwoordigen hogere welzijnskosten. Negatieve waarden, verder naar links, worden beschouwd als een welzijns-'voordeel'; de kwaliteit van leven is hoog genoeg en wel zodanig dat een langer leven wordt beschouwd als een toevoeging aan het welzijn. Welzijn kreeg een cijfer op basis van standaardmethoden met een score voor lengte en kwaliteit van leven, naast nog eens 30 verschillende indicatoren van gezondheid en welzijn11.

Over het algemeen neigen systemen met hogere broeikasgasemissies naar de linkerkant, wat betekent dat ze de levenskwaliteit van varkens ten goede komen. Boerderijen met lagere emissies doen het doorgaans slechter voor het dier. Dit geldt ook voor landgebruik: slecht behandelde dieren gebruiken minder land.


Het in Nature Food gepubliceerde onderzoek ontdekte ook dat de typische consumentenlabels op voedselproducten niet per definitie een hoog dierenwelzijn opleveren. De grafiek hieronder laat de broeikasgasemissies en welzijnskosten zien van verschillende soorten varkensboerderijen. Ze zijn ingedeeld op basis van bekende gecertificeerde keurmerken, zoals Red Tractor en Biologisch.

Er is een grote overlap tussen al deze systemen. Vrije-uitloopsystemen, bijvoorbeeld, hebben een beter dierenwelzijn dan systemen zonder label, maar op enkele boerderijen zijn de varkens slechter af. Ook op sommige door de Britse Dierenbescherming gecertificeerde boerderijen zijn de dieren niet beter af. Het kopen van een gelabeld producten vergroot dus de kans op een goed behandeld varken, maar het garandeert het welzijn niet.

De gemiddelde biologische boerderij had ook een hogere CO2-uitstoot. Maar ook in het geval van de varkenshouderij lopen de welzijns- en klimaatscores van de verschillende systemen soms door elkaar. Ze kunnen dus als het ware buiten hun type vallen en een andere balans tussen welzijn en klimaat laten zien.

Pig Farms with better animal welfare tend to have a higher carbon footprint OWID
Hoe kies je tussen dierenwelzijn en milieuafwegingen?
Wat kunnen consumenten doen als ze willen kiezen tussen de milieu en welzijn?

Een klein aantal boerderijen heeft zowel lagere milieueffecten als goede niveaus van dierenzorg bereikt. Het probleem is dat deze voorbeelden onderbelicht zijn
Natuurlijk zal het verminderen van de totale vleesconsumptie je milieuvoetafdruk verkleinen en tegelijkertijd dierenleed voorkomen. Ik koos dit pad en maximaliseerde de voordelen door uiteindelijk veganist te worden. Maar ik begrijp ook dat de wereld niet van de ene op de andere dag veganistisch zal worden.

Consumenten zullen nog steeds enkele afwegingen moeten maken. De opties die ze kiezen, zullen afhangen van hun eigen rangschikking van waarden en prioriteiten. Dat kan betekenen overstappen op kip om je CO2-voetafdruk te verkleinen, vasthouden aan rundvlees omdat je denkt dat dierenwelzijn belangrijker is. Of 15% hogere emissies accepteren voor vrije-uitloopeieren in vergelijking met kooieieren.

Producenten kunnen een bewuste keuze niet ontlopen. Je kunt geen klimaatkip krijgen zonder het gebruik van snelgroeiende rassen. Toch kan het ook anders: een klein aantal boerderijen heeft zowel lagere milieueffecten als goede niveaus van dierenzorg bereikt. Het probleem is dat deze voorbeelden onderbelicht zijn. In feite hebben weinig studies ze zelfs geïdentificeerd.

Als we meer onderzoek richten op hoe sommige systemen deze prioriteiten in balans brengen, kunnen we inzichten vinden die elders kunnen worden gerepliceerd. Het ongemakkelijke dilemma zal vast niet volledig verdwijnen, maar het zou de spanning van het of/of kunnen verlichten.

Dankbetuiging
Veel dank aan Edouard Mathieu, Pablo Rosado en Max Roser voor hun waardevolle feedback en opmerkingen over dit artikel en aan Harriet Bartlett voor het verstrekken van onderzoeksgegevens.

Noten
  1. Rundvlees stoot ongeveer 5 keer zoveel uit als kip per kilogram.

  2. De 80 kilogram wordt gemeten als het “karkasgewicht”, dat is iets hoger dan de uiteindelijke vleesaanvoer.

    Om het karkasgewicht aan te passen aan het winkelgewicht heb ik de conversiefactoren van karkasgewicht naar het gewicht van het geconsumeerde vlees toegepast. Deze conversiefactoren zijn verkrijgbaar bij de OECD.

    Dat is 0,88 voor kip en 0,7 voor rundvlees.

  3. In een onderzoek in Groot-Brittannië is bijvoorbeeld gekeken naar de werkelijke zorgnormen voor vleeskoeien, kippen en varkens en heeft deze vergeleken met de belangrijkste criteria van wat een ‘goed’ leven inhoudt: comfort, plezier, sociale interacties, interesse en een gezond lichaam. Ze ontdekten dat de kippenboerderijen niet voldeden aan de meeste Britse minimumnormen. De varkenshouderijen presteerden iets beter, maar faalden nog steeds op veel bedrijven. De rundveehouderijen voldeden aan de minimumnormen, met uitzondering van de criteria voor het behoud van een ​​gezond lichaamstype.

  4. Havenstein, G. B., Ferket, P. R., Scheideler, S. E., & Larson, B. T. (1994). Growth, livability, and feed conversion of 1957 vs 1991 broilers when fed “typical” 1957 and 1991 broiler diets. Poultry Science.

  5. Leinonen, I., Williams, A. G., Wiseman, J., Guy, J., & Kyriazakis, I. (2012). Predicting the environmental impacts of chicken systems in the United Kingdom through a life cycle assessment: Egg production systems. Poultry Science.

  6. Guillaume, A., Hubatová-Vacková, A., & Kočí, V. (2022). Environmental impacts of egg production from a life cycle perspective. Agriculture, 12(3), 355.
  7. Van Asselt, E. D., Van Bussel, L. G. J., Van Horne, P., Van der Voet, H., Van der Heijden, G. W. A. M., & Van der Fels-Klerx, H. J. (2015). Assessing the sustainability of egg production systems in The Netherlands. Poultry Science.

  8. Blaustein-Rejto, D., Soltis, N., & Blomqvist, L. (2023). Carbon opportunity cost increases carbon footprint advantage of grain-finished beef. Plos one.

  9. Shields, S., & Orme-Evans, G. (2015). The impacts of climate change mitigation strategies on animal welfare. Animals, 5(2), 361-394.

  10. Clark, M., & Tilman, D. (2017). Comparative analysis of environmental impacts of agricultural production systems, agricultural input efficiency, and food choice. Environmental Research Letters, 12(6), 064016.

  11. Hayek, M. N., & Garrett, R. D. (2018). Nationwide shift to grass-fed beef requires larger cattle population. Environmental Research Letters.

  12. Bartlett, H., Zanella, M., Kaori, B., Sabei, L., Araujo, M. S., de Paula, T. M., ... & Balmford, A. (2024). Trade-offs in the externalities of pig production are not inevitable. Nature Food.

  13. Bartlett, H., Balmford, A., Holmes, M. A., & Wood, J. L. (2023). Advancing the quantitative characterization of farm animal welfare. Proceedings of the Royal Society B.



Dit artikel is vertaald door Foodlog. Het Engelstalige origineel verscheen op Our World in Data.
Dit artikel afdrukken