Supermarkten hebben hun gestegen operationele kosten te weinig doorberekend aan hun klanten. Behalve met veel duurdere inkoop, zitten ze met extra kosten voor verduurzaming, veel hogere minimumlonen, data-, automatisering- en mechaniseringskosten. Daar komen kosten voor de toenemende ingewikkeldheid qua bezorging in grote steden bij omdat de elektrificatie traag gaat. En bovendien is ook hun tabaksomzet nog even weggevallen.

Supermarkten zitten inmiddels op -4% omzetontwikkeling ten opzichte van 2023. Ze varen qua marge scherp aan de wind om de prijzen voor het publiek laag te houden. Om dat te kunnen, moeten ze van €1 omzet minstens 3 cent voor belastingen over kunnen houden. Maar dat lukt hen niet meer. Dan vallen ze om en worden ze overgenomen. Nettorama en Albert Heijn zijn uitzonderingen. De meeste supermarkten zitten tussen een verlies van een cent of rond de twee cent in de plus.

Dat doen ze zichzelf en elkaar aan, want de prijzen kunnen ze zelf omhoog doen. Maar dat doen ze niet uit angst dat de anderen niet zullen volgen zodat degene die het wel doet en stug volhoudt zich de markt uit prijst.

De prijzen zijn de afgelopen jaren door hogere inkoopkosten zo’n 25% omhoog gegaan, maar het had 27-28% moeten zijn.

Omdat dat niet is gebeurt, zijn er consequenties die politiek en publiek zich niet of nauwelijks realiseren. Er is geen geld meer voor verduurzaming van de keten vóór de supermarkt. Niettemin is het bon ton in de EU en Nederland om te verwachten dat met name supermarkten boeren meer betalen voor hun verduurzamingsinspanningen. Maar dat gaat zo niet en er zit nog meer scheef volgens Sloot.

Dit artikel afdrukken