image

Hans Rutten maakte me attent op de aandacht van het taalkundige blad Onze Taal voor de vraag of streekproducten beschermd moeten worden of niet. Foodlog.nl heeft dat onderwerp in alle mogelijkse standjes langs gehad en er nogal uiteenlopende conclusies getrokken. Van streek is nep tot streek is echt en modern.

Boeiend vond ik het standpunt van de tegenstander: is het geen tijd voor typen in plaats van herkomstaanduidingen? Eindelijk Parmahammen uit het Brabantse Heusden en Gelderse Wehl! Het lijken wel sardientjes. De manier waarop de EU de namen van streekproducten beschermt, berust op een statisch, dus verkeerd idee over taal. De plaatsaanduiding in de productnaam mag dan oorspronkelijk naar de plaats van herkomst verwezen hebben, maar geleidelijk is die betekenis gaan slaan op de wijze van bereiding. Dat beseft iedereen die liever niet heeft dat zijn wienerschnitzel in Wenen gebakken is. De EU-aanpak probeert dit heel gewone type taalverandering tegen te houden, iets wat tot mislukken gedoemd is. De regionale productnamen zijn soms zelfs misleidend, want vaak komt het product ook nu niet uit de streek. Zo wordt een fors deel van de beroemde parmaham gemaakt van Nederlandse varkens, die eerst ons Nederlandse milieu belasten, dan naar een Nederlandse slachterij in de buurt van Parma gaan om daar geslacht en bereid te worden. Dit Parmezaanse voorbeeld maakt ook duidelijk dat het beleid producenten discrimineert. Wie zegt dat de bereidingswijze van varkens in Parma beter is dan ergens anders? Waarom zou een talentvolle slager uit Den Dolder naar Parma moeten emigreren om zijn superieure parmahammen te kunnen slijten? Voor de beschermde producenten is de maatregel op korte termijn winstgevend, maar op de lange duur leidt hij tot verstarring, omdat er geen enkele impuls is om het product te verbeteren. Ten slotte valt te betwijfelen of de bescherming effectief is. Laatst dronk ik een prima niet-Hongaarse Tokay die Okay heette.

Dit artikel afdrukken