In de landbouw, en dus ook in de melkveehouderij, is een kleine revolutie gaande. De waarde van voedsel wordt in toenemende mate bepaald door de footprint, de berekende klimaatimpact van producten. Dit kan ten koste gaan van andere zaken, zoals waardering voor fysieke productkwaliteit, dierenwelzijn of zaken als weidegang. De berekende CO2-footprint van melk, vlees of plantaardige producten, en daarachter, de klimaatimpact van voer, energie en andere productiemiddelen (inputs) worden zowel de nieuwe afrekenfactoren als de sleutels tot hogere verdiensten.
Deze omslag in de waardering voor voeding in met name de westerse wereld lijkt onstuitbaar. Grote voedingsreuzen willen hun klimaatdoelstellingen halen en schroeven als gevolg daarvan de eisen voor de CO2-uitstoot van hun ingekochte goederen steeds verder op.
Niet slechts bureaucratisch
Dit is misschien deels een bureaucratische oefening, waarbij feiten in een zo gunstig mogelijk daglicht worden gesteld, maar toch letten de Nestlé's en Unilevers van deze wereld steeds meer op de footprint van aangevoerde bronnen (van zowel de boerderij als daarvoor, Tier-3 of scope 3-emissies, zoals dat in jargon heet). Grote zuivelbedrijven, zoals Arla, FrieslandCampina, maar ook middelgrote als Vreugdenhil Dairy Foods en A-ware, hebben er inmiddels ervaring mee.
Voor boeren, maar ook voor overheden is het wennen. Voor de laatsten misschien nog wel het meest, want al hebben zij mede het voortouw bij nieuw klimaatbeleid, is het de vraag of de praktische uitvoering van het beleid nog wel aansluit bij richting die nu wordt ingezet. Wat heeft de omslag bijvoorbeeld voor gevolgen voor zaken als weidegang, uitloop van dieren, grondgebondenheid en andere bekende beleidsankers?
Kringloopwijzer
Melkveehouders krijgen met de omslag te maken via de Kringloopwijzer (KLW) en de productie voor specifieke melkstromen. Bij de KLW is het misschien nog niet voor iedereen duidelijk waar het invullen van alle getallen in dit programma toe leidt. De KLW levert de boer managementinformatie, maar geeft – hem en derden - ook zicht op de mineralen-aan- en afvoer en op de berekende emissie per geproduceerde kilo meetmelk. Onder andere via verbruik van voer, kunstmest, brandstof en het verdere energieverbruik. Het emissiegetal wordt in de komende jaren steeds belangrijker. Zie daarvoor onder meer de huidige actie van de Nevedi (veevoerfabrikanten) en de KLW om ontbrekende aanvoergegevens over 2023 nog binnen te halen bij melkveehouders (lees meer in het kader).
Pensfermentatie grootste emissiebron
De meeste CO2-emissie (feitelijk methaan) komt voor rekening van pensfermentatie bij koeien. Bij proefbedrijf De Marke ging het in 2022 om zo'n 48%. Daar vallen vanzelf de grootste emissiereducties te behalen, bijvoorbeeld met methaanremmers zoals Bovaer, Silvaer of middelen uit zeewier, maar die worden in Nederland niet gebruikt. Daarna volgen emissies uit aanvoerbronnen en vervolgens die uit de mestkelder en -opslag.
LCA's voor voer en energie
Aan veevoer, kunstmestgebruik, mechanisatie en energieverbruik worden ondertussen ook emissiefactoren gehangen. Dat gebeurt met behulp van een levenscyclusanalyse (LCA). Tal van adviesbureaus en data-dienstverleners hebben zich op deze markt gestort en rekenen per product uit wat de emissiefactor ervan is. In de veehouderij heeft de mengvoerindustrie zich als eerste gestort op de LCA-markt. Nevedi heeft daarvoor al een aantal jaren geleden Bureau Blonk ingeschakeld. Dit bureau is inmiddels overgenomen door de Franse datareus Merieux, maar dit bedrijf maakt ook niet zelf alle berekeningen en formules. Merieux koopt onder meer weer data in van het Zwitserse Ecoinvent.
Data beperkt delen
Dit soort bureaus hebben voor alle mogelijke soorten voedermiddelen emissieberekeningen gemaakt met behulp van een LCA, uitgaande van gemiddelden bij de teelt en productie, verwerking en het vervoer daarvan naar Europa, of naar een bepaalde fabriek. De uitkomsten mogen vaak niet (breed) gedeeld worden, want ze zijn het verdienmodel van het databureau. De meeste afnemers nemen daar genoegen mee, want het loont vaak niet om zelf een gevalideerde berekening te maken.
Vrijheid grote stromen
Alleen voor de meest gebruikte grondstoffen worden soms wel eigen berekeningen gemaakt. Dat is ook wat de meeste Nederlandse mengvoerbedrijven doen. Voor de qua volume kleinere grondstoffen kopen ze LCA-data in, voor veelgebruikte grondstoffen, zoals soja, (korrel)maisproducten en nog een paar grondstoffen worden eigen gegevens ingezet. Voor producten van eigen (primaire) bedrijf, zoals gras en maïs, wordt teruggevallen op standaarduitkomsten.
Voor de Nederlandse melkveehouderij (of een andere sector) kan met name het gebruik van standaardgegevens onvoordelig zijn, omdat ze mogelijk geen rekening houden met de extra efficiëntie van de Nederlandse sector ten opzichte van bijvoorbeeld het Europese gemiddelde.
Ieder afzonderlijk zullen de meeste productspecifieke LCA's vrij weinig invloed hebben op de CO2-footprint van bijvoorbeeld een kilo melk of een ton melkpoeder. Samen genomen wordt het een ander verhaal.
De totale CO2-voetafdruk van een product is overigens niet slechts een simpele optelsom van alle factoren die enige invloed hebben. Er wordt ook onderscheiden of de emissies gebonden zijn aan een bepaalde activiteit. Ze kunnen biogeen zijn, gebonden aan fossiele emissies of aan (verandering in) landgebruik. Vooral de tweede en derde categorie is impopulair bij afnemers.
GWP
Beperking van de CO2-uitstoot wordt van belang gevonden vanwege zorg over de opwarming van de aarde. Methaan wordt als een stuk erger ingeschat dan kooldioxide. Daarom is het opwarmingseffect, het global warming potential (GWP), erg belangrijk. Daarvoor was een herziening door het IPPC van methaan in 2022 erg belangrijk. Die verlaagde toen het GWP van methaan van 34 naar 27. Dat geeft – op papier – natuurlijk meer klimaatwinst dan een gunstigere footprint voor bijvoorbeeld cichoreipulp.
Toch zal de melkveehouderij de komende jaren steeds meer worden geconfronteerd met de gewenste verlaging van de CO2-voetafdruk van melk, en daardoor met de inzet van zo veel mogelijk producten en 'inputs' met een zo gunstig mogelijke LCA.
Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerkimg tussen Boerenbusiness en Foodlog.
Dit artikel afdrukken
Niet slechts bureaucratisch
Dit is misschien deels een bureaucratische oefening, waarbij feiten in een zo gunstig mogelijk daglicht worden gesteld, maar toch letten de Nestlé's en Unilevers van deze wereld steeds meer op de footprint van aangevoerde bronnen (van zowel de boerderij als daarvoor, Tier-3 of scope 3-emissies, zoals dat in jargon heet). Grote zuivelbedrijven, zoals Arla, FrieslandCampina, maar ook middelgrote als Vreugdenhil Dairy Foods en A-ware, hebben er inmiddels ervaring mee.
Voor boeren, maar ook voor overheden is het wennen. Voor de laatsten misschien nog wel het meest, want al hebben zij mede het voortouw bij nieuw klimaatbeleid, is het de vraag of de praktische uitvoering van het beleid nog wel aansluit bij richting die nu wordt ingezet. Wat heeft de omslag bijvoorbeeld voor gevolgen voor zaken als weidegang, uitloop van dieren, grondgebondenheid en andere bekende beleidsankers?
Kringloopwijzer
Melkveehouders krijgen met de omslag te maken via de Kringloopwijzer (KLW) en de productie voor specifieke melkstromen. Bij de KLW is het misschien nog niet voor iedereen duidelijk waar het invullen van alle getallen in dit programma toe leidt. De KLW levert de boer managementinformatie, maar geeft – hem en derden - ook zicht op de mineralen-aan- en afvoer en op de berekende emissie per geproduceerde kilo meetmelk. Onder andere via verbruik van voer, kunstmest, brandstof en het verdere energieverbruik. Het emissiegetal wordt in de komende jaren steeds belangrijker. Zie daarvoor onder meer de huidige actie van de Nevedi (veevoerfabrikanten) en de KLW om ontbrekende aanvoergegevens over 2023 nog binnen te halen bij melkveehouders (lees meer in het kader).
Zuivelindustrie telt meer CO2-emissie dan veevoerindustrie: Wat klopt er niet?
De melkveehouderij werkt al een aantal jaren met de Kringloopwijzer (KLW). Veehouders worden via de leveringsvoorwaarden van de zuivel verplicht deze in te vullen, omdat het inzicht geeft in de bedrijfsemissies. Daarbij wordt de uitstoot naar de lucht, de CO2-footprint steeds belangrijker. Ook voor de meekijkende overheid, maar in eerste instantie voor de verwerkers.
De kringloop moet kunnen worden rond gerekend. Dat betekent voor veevoer bijvoorbeeld dat de CO2-voetafdruk van alle melkveevoer bij aflevering aan boerenbedrijven(ruwweg) hetzelfde moet zijn als het hetgeen de zuivelbedrijven via de KLW terug kunnen rekenen. Want, wat erin gaat, zou er ook uit moeten komen. In de sectorraad melkvee van de Nevedi van 12 maart is evenwel geconstateerd dat deze som niet klopt. Dit blijkt uit een mailing die in handen is van Boerenbusiness.
De zuivelindustrie telt via de melk meer CO2-emissie uit veevoer dan de veevoerindustrie heeft opgegeven. De veevoerindustrie probeert er nu achter te komen waar de ontbrekende veevoer-CO2 vandaan komt. Het lijkt geen eenvoudige opgave, want boeren ondervragen is niet de bedoeling. Maar het is wel een vraag: kopen boeren bijvoorbeeld stilletjes extra veevoer aan van over de grens, of wordt er anders iets niet geregistreerd? Bekend is ook dat bepaalde bedrijfsvormen, met name de extensievere, minder goed kunnen worden nagerekend. Een fout in de berekeningswijze zou ook nog kunnen, maar dat wordt voor minder waarschijnlijk gehouden.
De melkveehouderij werkt al een aantal jaren met de Kringloopwijzer (KLW). Veehouders worden via de leveringsvoorwaarden van de zuivel verplicht deze in te vullen, omdat het inzicht geeft in de bedrijfsemissies. Daarbij wordt de uitstoot naar de lucht, de CO2-footprint steeds belangrijker. Ook voor de meekijkende overheid, maar in eerste instantie voor de verwerkers.
De kringloop moet kunnen worden rond gerekend. Dat betekent voor veevoer bijvoorbeeld dat de CO2-voetafdruk van alle melkveevoer bij aflevering aan boerenbedrijven(ruwweg) hetzelfde moet zijn als het hetgeen de zuivelbedrijven via de KLW terug kunnen rekenen. Want, wat erin gaat, zou er ook uit moeten komen. In de sectorraad melkvee van de Nevedi van 12 maart is evenwel geconstateerd dat deze som niet klopt. Dit blijkt uit een mailing die in handen is van Boerenbusiness.
De zuivelindustrie telt via de melk meer CO2-emissie uit veevoer dan de veevoerindustrie heeft opgegeven. De veevoerindustrie probeert er nu achter te komen waar de ontbrekende veevoer-CO2 vandaan komt. Het lijkt geen eenvoudige opgave, want boeren ondervragen is niet de bedoeling. Maar het is wel een vraag: kopen boeren bijvoorbeeld stilletjes extra veevoer aan van over de grens, of wordt er anders iets niet geregistreerd? Bekend is ook dat bepaalde bedrijfsvormen, met name de extensievere, minder goed kunnen worden nagerekend. Een fout in de berekeningswijze zou ook nog kunnen, maar dat wordt voor minder waarschijnlijk gehouden.
Pensfermentatie grootste emissiebron
De meeste CO2-emissie (feitelijk methaan) komt voor rekening van pensfermentatie bij koeien. Bij proefbedrijf De Marke ging het in 2022 om zo'n 48%. Daar vallen vanzelf de grootste emissiereducties te behalen, bijvoorbeeld met methaanremmers zoals Bovaer, Silvaer of middelen uit zeewier, maar die worden in Nederland niet gebruikt. Daarna volgen emissies uit aanvoerbronnen en vervolgens die uit de mestkelder en -opslag.
LCA's voor voer en energie
Aan veevoer, kunstmestgebruik, mechanisatie en energieverbruik worden ondertussen ook emissiefactoren gehangen. Dat gebeurt met behulp van een levenscyclusanalyse (LCA). Tal van adviesbureaus en data-dienstverleners hebben zich op deze markt gestort en rekenen per product uit wat de emissiefactor ervan is. In de veehouderij heeft de mengvoerindustrie zich als eerste gestort op de LCA-markt. Nevedi heeft daarvoor al een aantal jaren geleden Bureau Blonk ingeschakeld. Dit bureau is inmiddels overgenomen door de Franse datareus Merieux, maar dit bedrijf maakt ook niet zelf alle berekeningen en formules. Merieux koopt onder meer weer data in van het Zwitserse Ecoinvent.
Data beperkt delen
Dit soort bureaus hebben voor alle mogelijke soorten voedermiddelen emissieberekeningen gemaakt met behulp van een LCA, uitgaande van gemiddelden bij de teelt en productie, verwerking en het vervoer daarvan naar Europa, of naar een bepaalde fabriek. De uitkomsten mogen vaak niet (breed) gedeeld worden, want ze zijn het verdienmodel van het databureau. De meeste afnemers nemen daar genoegen mee, want het loont vaak niet om zelf een gevalideerde berekening te maken.
Vrijheid grote stromen
Alleen voor de meest gebruikte grondstoffen worden soms wel eigen berekeningen gemaakt. Dat is ook wat de meeste Nederlandse mengvoerbedrijven doen. Voor de qua volume kleinere grondstoffen kopen ze LCA-data in, voor veelgebruikte grondstoffen, zoals soja, (korrel)maisproducten en nog een paar grondstoffen worden eigen gegevens ingezet. Voor producten van eigen (primaire) bedrijf, zoals gras en maïs, wordt teruggevallen op standaarduitkomsten.
Voor de Nederlandse melkveehouderij (of een andere sector) kan met name het gebruik van standaardgegevens onvoordelig zijn, omdat ze mogelijk geen rekening houden met de extra efficiëntie van de Nederlandse sector ten opzichte van bijvoorbeeld het Europese gemiddelde.
Toch zal de melkveehouderij de komende jaren steeds meer worden geconfronteerd met de gewenste verlaging van de CO2-voetafdruk van melk, en daardoor met de inzet van zo veel mogelijk producten en 'inputs' met een zo gunstig mogelijke LCAEmissie-smaken
Ieder afzonderlijk zullen de meeste productspecifieke LCA's vrij weinig invloed hebben op de CO2-footprint van bijvoorbeeld een kilo melk of een ton melkpoeder. Samen genomen wordt het een ander verhaal.
De totale CO2-voetafdruk van een product is overigens niet slechts een simpele optelsom van alle factoren die enige invloed hebben. Er wordt ook onderscheiden of de emissies gebonden zijn aan een bepaalde activiteit. Ze kunnen biogeen zijn, gebonden aan fossiele emissies of aan (verandering in) landgebruik. Vooral de tweede en derde categorie is impopulair bij afnemers.
GWP
Beperking van de CO2-uitstoot wordt van belang gevonden vanwege zorg over de opwarming van de aarde. Methaan wordt als een stuk erger ingeschat dan kooldioxide. Daarom is het opwarmingseffect, het global warming potential (GWP), erg belangrijk. Daarvoor was een herziening door het IPPC van methaan in 2022 erg belangrijk. Die verlaagde toen het GWP van methaan van 34 naar 27. Dat geeft – op papier – natuurlijk meer klimaatwinst dan een gunstigere footprint voor bijvoorbeeld cichoreipulp.
Toch zal de melkveehouderij de komende jaren steeds meer worden geconfronteerd met de gewenste verlaging van de CO2-voetafdruk van melk, en daardoor met de inzet van zo veel mogelijk producten en 'inputs' met een zo gunstig mogelijke LCA.
Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerkimg tussen Boerenbusiness en Foodlog.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juli krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juli krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Jos #1 . Als initiatiefnemer van de KringloopWijzer ben ik blij verrast dat de huidige voorzitter van de Stuurgroep de moeite neemt zich te verdiepen in het functioneren ervan, om van daaruit het verbeteren aan te sturen. Dat is wel eens anders geweest. Wat helpt is dat de rekenprocedures volledig publiek , transparant en onderbouwd zijn. Maar het is stevige kost, wat het des te lofwaardiger maakt als een verantwoordelijk bestuurder toch de moeite neemt dat als basiskennis tot zich te nemen. Het moet voor de betrokken wetenschappers een verademing zijn. Onbenul bij bestuurders heeft hen veel tijd en de sector veel geld gekost.
JC Vogelaar#5 . Je noemt de naam KringLoopWijzer misleidend. Vreemd, in mijn ogen dekt die de lading volledig. Zoals de wijzers van een klok de tijd benaderen, geeft de KLW bij benadering aan hoe de mineralenstromen van een bedrijf verlopen (in relatie met gewasgroei, bemesting, voeding etc.) . Het grootste deel ervan wordt hergebruikt binnen het bedrijf, doorloopt een kringloop, maar er is natuurlijk ook afvoer en er zijn verliezen. De presentatie van al deze gegevens maakt je wijzer, omdat je zicht krijgt op sterke en zwakke punten (ondermeer door vergelijking met de score van andere bedrijven in vergelijkbare omstandigheden), en je op basis daarvan je bedrijfsvoering kunt bijstellen.
Je vraagt je af wie daar baat bij heeft. Dat zijn natuurlijk de boeren die graag wijzer zijn. Neem gerust aan dat deze wijsgierige boeren de meest wijze boeren zijn. Voor dit doel is het helemaal geen probleem als boeren kunnen sjoemelen met de invoergegevens. Ze hebben alleen zichzelf daarmee en wijze boeren doen dat dus niet of doen het om effecten van aanpassingen te verkennen. Anders wordt het als boeren op basis van de KLW-resultaten financieel af anderszins beloond of belast worden. Terecht dat er een breed draagvlak is voor deze zgn afrekenbare stoffenbalans, wat de KLW ook is, dus dat er haast gemaakt moet worden met een stevige borging van de invoergegevens. Overigens wordt een module van de KLW al jaren gebruikt voor prestatieverantwoording, in de vorm van BEX. Gezien het zeer grote aantal boeren dat daar veel financieel voordeel uit haalt, en op het drukkende effect op de mestproductie, denk ik niet dat het afschaffen ervan op veel applaus kan rekenen.
Relevant is het onderwerp wel, verwarrend ook. Veel staat of valt bij uitgangspunten.
Naast de vraag, welke rekenmachine heb je gebruikt en wat voor gegevens zijn er ingestopt, zijn er nog wel een paar te stellen natuurlijk.
In de markt kom ik de meest wonderbaarlijke footprints tegen per kg melk. Soms is het andere standaarmelk, soms is er een andere rekenmachine gebruikt, soms is het landgebruik 'vergeten', soms zijn er maar een paar boeren doorgerekend die representatief zouden zijn voor alle boeren.
Het zijn in ieder geval niet allemaal appels die je met appels kunt vergelijken.
Zo valt er ook het nodige over Kringloopwijzer te zeggen. Het grootste probleem wat ik er mee heb is dat er verplicht moet worden ingevuld en veel mensen naar uitkomsten 'toerekenen'.
Anders gezegd, de uitkomst is niet meteen een afspiegeling van de bedrijfsvoering van de boer.
Dan kun je zeggen; wat stout van die boer of adviseur. Maar misschien komt het ook wel door de manier waarop de boer 'gevraagd' wordt om het in te leveren? In een aantal andere landen (Frankrijk, Duitsland, Ierland bvb) komt er iemand op het erf om de berekening te maken op basis van de boekhouding die hij of zij aantreft bij de boer. Ook dat is niet ideaal, want duur.
Er zijn echter meer partijen met een klontje boter op het hoofd. Zo is er in veevoerland wel een database gevuld met een 'rapportcijfer' voor de verschillende voeders (gunstiger voor CO2 of ongunstiger, dan scoort het onder of boven de 100). Maar echt transparant is het niet, omdat iedereen graag geheim wil houden wat precies de samenstelling van de brokjes is. Of die samenstelling en herkomst precies klopt is niet overal te traceren.
En het is mogelijk om de footprint van melk te verlagen, maar vanwege de emissie van methaan en lachgas (wat nu eenmaal hoort bij koeien melken en land bewerken) krijg je die niet naar 0. Er worden wel allerlei producten ontwikkeld die deze emissies kunnen verlagen, maar meer dan 10% reductie gloort ook daar niet momenteel. En hoe moet je die eigenlijk 'verrekenen' in een koe -of mestmodel?
In de markt wordt daarom flink gepusht op het vervangen van de koe door een 'plantdrankfabriek' of een 'reactorvat', dan heb je die emissie ook niet meer. Als je dan alleen kijkt naar de footprint per liter vocht dat er uitkomt dan is dat een oplossing. Dat het misschien niet te eten is, of bar weinig voeding oplevert is van later zorg. Je hebt wel een lagere footprint op je inkoop.
Voor de korte termijn wordt dit allemaal ingezet om reductie in te boeken, maar het gaat nog wel even duren voordat er meer onderlinge vergelijking mogelijk is en de betrouwbaarheid groter wordt.
Zit vanochtend dit draadje terug te lezen, kom via Piet Hermus op Prikkebord terecht waar collega Gerrit van Schaijk een poging doet en men vermoedt dat ik onder een pseudoniem aan de discussie deelneem.....Echt, ik heb Prikkebord al jaren geleden opgegeven en mezelf verlagen tot anonimiteit ook ( maar lezen dus nog wel).
Compleet verschillende wereldbeelden. Waarbij men met vooringenomen vragen op de koffie gaat bij medewerkers van ZuivelNL, daar correcte maar ongewenste antwoorden krijgt en vervolgens op social media vrolijk doorgaan met afbranden en ridiculiseren van het instituut, haar bestuurders en medewerkers. Omdat er niet dankbaar geknikt wordt het presenteerblaadje.
Ik denk niet dat het zinnig is hier een podcast over te organiseren Dick Veerman. Geen eer te behalen.
Wie wil bijlezen op het gebied van CSRD, lees:
- Van Rob Morren: Leveranciers die niet duurzaam genoeg zijn, verdwijnen uit de supermarkt;
- Van mij: Duurzaamheid als een potje juridisch en sceptisch touwtrekken;
- Als troost, van de redactie: Twee op de drie Nederlandse bedrijven hebben nog nooit van CSRD gehoord.
De discussie die Jan Cees Vogelaar 1 hier startte is inmiddels onderwerp van een lang gesprek op Prikkebord. Daar denken mensen dat ze met Jos Verstraten praten, maar de anonieme 'Wie weet het?'-figuur zegt het daar hardop: 'noem me geen Jos'.
De gemoederen lopen er hard op. De melkveehouders denken dat ze 'genaaid' worden door hun bestuurders die tegen hun grote afnemers moeten zeggen dat ze niet mee doen aan CSRD. Tsja ....
De werkelijkheid van het gesprek is een andere, maar de boeren zijn het spoor bijster, Jan Cees.
Daar ligt een taak en veel werk. In plaats daarvan vindt een achterhoede gevecht plaats tussen boeren.