Het aantal Nederlanders dat gebruik maakt van deelplatformen (Airbnb, Airdnd, SnappCar), klusplatformen (Uber, Helpling) en tweedehands-platformen (Marktplaats) is in drie jaar verviervoudigd. Tot bijna een kwart van de bevolking in 2016. Deelplatformen beginnen kleinschalig maar hebben de natuurlijke neiging zich te ontwikkelen tot monopolie. Ze functioneren immers beter naarmate meer mensen deelnemen en hun gegevens delen. Juist die snelle ontwikkeling in schaalgrootte zet druk op bestaande publieke waarden. Er zijn onvoldoende waarborgen voor een gelijk speelveld tussen burgers die hun diensten aanbieden via platformen en reguliere aanbieders zoals hotels, restaurants, schoonmaakbedrijven en taxicentrales. Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut: “Vanuit publiek belang moeten we deelplatformen voldoende ruimte geven bestaande markten te innoveren. Maar voordat ze in hun sector te dominant zijn, moeten we ze reguleren.”
Snelle innovatie leidt tot zoveel onzekerheid dat we een sterke gemeenschappelijke agenda nodig hebben om slimme mensen die de mogelijkheden van techniek zien niet de usurpatoren van alle welvaart en welzijn op aarde te laten wordenBelastinginkomsten drogen op
Het FD wijdt vanmorgen een artikel aan het rapport waarin de krant de keuze voor regulering benadrukt. Tegelijk wordt die keuze weer afgezwakt in het artikel. Het blijkt niet de bedoeling om commerciële kansen te remmen en zeker niet om de juist voor de wereld zo gunstige deeleconomie te remmen. Wel zit er een probleem in de manier waarop belasting moet worden geheven. Al ons delen valt namelijk grotendeels in de sfeer van privé transacties. Die waren er vroeger ook al. Menig interieurverzorgster werd zwart betaald. Kinderen deden klusjes voor opa en oma en werden daar voor beloond. Handige buurmannen hielpen elkaar zonder af te rekenen, maar leverden elkaar niettemin een waardevolle dienst.
De toepassing van informatietechnologie heeft inmiddels massale toepassingen van deze directe onderlinge transacties van burgers mogelijk gemaakt. De grote deelplatforms maken ze mogelijk tussen grote groepen mensen in een stad (eten bij thuiskoks, zoals Airdnd), land (de taxi's van Uber) en zelfs over de hele wereld (het huizen delen van Airbnb). Dat vinden overheden en gevestigde bedrijven een probleem. Dat is begrijpelijk want het vaagt heel veel oude, op loon en belastingen gebaseerde economische relaties tussen burger, bedrijven en landsbestuur weg.
De ontwikkelingen gaan bovendien zo snel dat ook bedrijven die stabiel voor werkgelegenheid en belastinginkomsten zorgden, heel gemakkelijk weggevaagd kunnen worden. Zo heeft bijvoorbeeld Shobr de potentie om bedrijven als Jumbo, Plus en Carrefour te decimeren. Boeren en Unilever kunnen voortaan zij aan zij direct naar de consument en hebben daar geen winkeliers meer voor nodig. Voor hen zijn de nieuwe ontwikkelingen geweldig nieuws. Platforms als Amazon en Facebook bieden die mogelijkheden natuurlijk ook en hebben alleen maar een logistiek initiatief als Picnic nodig om de wereld in stedelijk gebieden definitief op zijn kop te zetten. Picnic haalde onlangs €100 miljoen op bij rijke families om de disruptie van supermarktland verder te laten plaatsvinden.
Einde van het neoliberale tijdperk
Het gaat allemaal te snel, zegt het Rathenau Instituut. Niettemin is dat de essentie van de innoverende commerciële economie waar de overheid zo om roept en die juist op boerengebied zo nodig zou zijn. Er is dus ook goed nieuws: het gaat niet te traag, maar juist oogverblindend snel.
Dat is komische conclusie, maar ook een trieste vanwege de lastigheid die eruit blijkt over ons bewustzijn van de problemen waar de massaal toeslaande deel- en innovatie-economie voor zorgt. Zonder het te articuleren trekt het Rathenau Instituut een belangwekkende conclusie: we moeten conservatief omgaan met de oude wereld zoals we die hadden. Snelle innovatie leidt tot zoveel onzekerheid dat we een sterke gemeenschappelijke agenda nodig hebben om slimme mensen die de mogelijkheden van techniek zien niet de usurpatoren van alle welvaart en welzijn op aarde te laten worden. Niettemin zijn die innovaties nodig. Eigenlijk concludeert het Rathenau Instituut dat de neoliberale economie van de afgelopen 40 jaar gereguleerd had moeten worden. Technologie kan ons leven inmiddels zo snel zo ingrijpend veranderen dat er steeds keuzes nodig zijn in het publiek belang. Om die keuzes te kunnen maken, zijn maatschappijvisies nodig.
De werkelijke vraag die zich stelt is deze: als ondernemers de wereld niet meer mogen vormen volgens hun keuzes (zoals tijdens het neoliberale tijdperk), wie moet dat dan doen? De politiek heeft die taak immers al 40 jaar verzaakt en heeft geen idee meer hoe het zou moeten op een manier waarin burgers zich herkennen. Daar zit het werkelijke vraagstuk. Burgers muiten en kiezen Brexit en Trump, ook al lijkt het tij in Europa weer even gekeerd.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Jur, die analyse gaat vooral op voor landen waar sociaal-democraten de neoliberale gedachte hebben omarmd (VS, UK, Nederland en zelfs het Frankrijk van Delors en Hollande). Thomas Frank schreef er een lezenswaardig boek over en daarvoor al eens een ander over hoe de democraten Kansas verloren.
In Frankrijk is Château Chinon - de zetel van de socialist François Mitterand - inmiddels geheel Front National.
Over deze zelfde kwestie ging laatst het dispuut met Wouter v.d. Weijden in deze draad
Interessant bij deze analyse is ook deze van het FD: Jan Hommen en Peter Wakkie, beide waren altijd voor internationale handel, pleiten nu voor een hek om de BV Nederland om bedrijven als Unilever niet zomaar uit te laten verkopen. Ook dat zijn vormen van anti-disruptie sentiment.
Dick, in je laatste alinea schrijf je dat 'de' politiek heeft gefaald en burgers muiten (in o.a. het VK en de VS).
Het gevaar van die algemene formulering is dat we gaan denken dat de politiek overal heeft gefaald en dat burgers overal muiten. Maar het zou nu juist interessant zijn om te kijken of er ook landen zijn waar de politiek niet gefaald heeft, de deeleconomie zich wél beheersbaar ontwikkelt en burgers (dus) niet muiten, althans niet de meerderheid daarvan. En dan kan men in andere landen weer zijn voordeel doen met die ervaringen. Waarom zou Nederland allerlei benaderingen zelf moeten verzinnen, in plaats van (ook) te kijken wat elders werkt? Ik heb na snel scannen echter de indruk dat het Rathenau-verslag een dergelijke comparatieve benadering ontbeert, en dat is jammer, want vergelijken (= de verschillen vinden) is leren. En dan hoef je niet het wiel opnieuw uit te vinden.