Termen als circulaire, natuurinclusieve of kringlooplandbouw zet ik het liefst meteen om in meetbare eenheden. De vraag is immers welke scores landbouwbedrijven moeten halen om 'het goed te doen'?

‘Ontnuchteren’ noem ik het wel eens. Als nuchtere jongen heb ik mijn toko tenslotte niet voor niets ooit Boerenverstand genoemd.

Ik heb geholpen bij de ontwikkeling van de KringloopWijzer, een instrument dat de efficiëntie van melkveebedrijven meet. Het beoordeelt hoe effectief voer van eigen land wordt omgezet in melk, en hoeveel stikstof en broeikasgassen daarbij verloren gaan. Het instrument is eigenlijk een illustratie hoe je circulariteit in de melkveehouderij kunt operationaliseren.

Je kunt circulariteit opschalen naar meerdere bedrijven of een gebied, maar de winst begint bij die eerste stap
In 2010 omschreef ik kringlooplandbouw als het “optimaliseren van de productie met zo selectief mogelijk gebruik van externe inputs, realisatie van inkomen op lange termijn en met respect voor natuurlijke systemen” in een onderzoeksrapport over bedrijfsspecifieke milieuresultaten. Door het verlagen van externe inputs en het optimaliseren van het benutten van eigen hulpbronnen bevorder je circulariteit op bedrijfsniveau. Je kunt circulariteit opschalen naar meerdere bedrijven of een gebied, maar de winst begint bij die eerste stap.

Minder hulpbronnen
De kern van kringlooplandbouw ligt in het verlagen van de zogeheten 'externe inputs'. Dat zijn onder meer krachtvoer, kunstmest, bestrijdingsmiddelen en diesel.

Die kijk heb ik geleerd van de pioniers die we kringloopboeren noemen. Zij tonen aan dat minder externe inputs vaak samengaan met (fors) hogere inkomens door lagere kosten. Als je individuele bedrijven, samenwerkende bedrijven of de hele landbouwsector aanstuurt richting minder krachtvoerimporten, minder kunstmest, minder chemische middelen en minder fossiele brandstoffen, bevorder je vanzelf de circulariteit. Maar dat gaat niet vanzelf.

Het streven naar een circulaire landbouw begint met het dichtdraaien van de stikstofkraan
Stikstofkraan dichtdraaien
De stikstofkringloop in Nederland is bepaald niet circulair en is een goed voorbeeld van hoe je vooral niet circulair kunt werken. Nederland importeert nog steeds grote hoeveelheden stikstof via krachtvoer en kunstmest, met aanzienlijke verliezen naar bodem en lucht. In 2022 importeerde Nederland zo’n 410 miljoen kg stikstof via krachtvoer uit het buitenland en 194 miljoen kg via kunstmest. Hiervan produceerden we 199 miljoen kg dierlijke producten (melk, vlees, eieren) en 90 miljoen kg plantaardige producten. Jaarlijks lekt 228 miljoen kg stikstof weg naar de bodem en 84 miljoen kg naar de lucht in de vorm van ammoniak. Ik denk wel eens dat de vruchteloze discussie over halvering van de veestapel beter had kunnen gaan over halvering van de stikstofinputs in de landbouw. Het streven naar een circulaire landbouw begint naar mijn mening met het dichtdraaien van de stikstofkraan.

Het dichtdraaien van de stikstofkraan raakt direct de agrobusiness, vooral de voerindustrie, die boeren vaak verleidt om meer te gebruiken. Daar gaat het mis. Circulaire landbouw is wel in het belang van de boer, maar niet in het belang van de industrie rondom de boer. En die industrie betreedt zeer regelmatig het erf en verleidt de boer telkens weer om vooral een schepje of kilootje extra te gebruiken.

Waarom lukt het niet om de krachtvoerimporten en kunstmestinput te halveren? Ik weet dat de discussies rondom het vervangen van kunstmest door dierlijke mest ingewikkeld is, maar het principe van efficiënter omgaan met externe inputs blijft staan. De kennis om dit te realiseren ontwikkelden we 25 jaar geleden al. De boekhoudingen van boeren laten jaar na jaar zien dat het verschil in inkomen significant is tussen bedrijven die dit wel en niet lukt.

Van mest naar voer
Er is natuurlijk meer te zeggen over circulariteit, maar de grote aanjagers zijn het verminderen van externe inputs en het beter benutten van eigen hulpbronnen. Daarnaast kun je het hebben over landgebruik (bijvoorbeeld het aandeel bouwland voor voedergewassen versus gewassen die wij zelf kunnen eten), de herkomst van gebruikte meststoffen (bijvoorbeeld het aandeel organische meststoffen), de bestemming van geproduceerde mest (bijvoorbeeld regionale bestemming mest) en de herkomst van gebruikt voer (bijvoorbeeld het aandeel vanuit reststromen).

Een voorbeeld van een effectieve indicator waar ik trots op ben is ‘eiwit van eigen land’ voor de melkveehouderij. Dat betekent meer eiwit telen, er minder van aankopen en een hogere benutting ervan. Veel mais telen is misschien eenvoudiger, maar als daarvoor hoogwaardig en duur eiwit van elders aangevoerd moet worden, is dat niet circulair. Vaak komt dit eiwit uit bijvoorbeeld raap- en sojaschroot. Inmiddels is aangetoond dat zulk schroot niet altijd reststromen betreft die wij of dieren niet kunnen eten.

Ondertussen blijven we hier met de shit zitten
Het ontnuchteren van begrippen zoals circulariteit helpt. Het stellen van streefgetallen, zoals 65% eiwit van eigen land, is essentieel. De Nederlandse veehouderij haalt momenteel slechts 38,5% eiwit van eigen land, waardoor bijna twee derde uit het buitenland komt. Ondertussen blijven we hier met de shit zitten, want die gaat niet terug naar het buitenland. Kostbare mineralen verdwijnen als vervuiling in het milieu. Dat kun je niet bepaald circulair noemen.

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de circulariteitreeks of het overzicht van de serie Wat is circulariteit?
Dit artikel afdrukken