“Met de Monitor weten we beter dan ooit waar we het feitelijk over hebben: waar het gaat over verder verduurzamen gaan we uit van ‘meten is weten’ en spreken we binnen en buiten de sectoren meer en meer dezelfde taal”, zei Nevedi-directeur Henk Flipsen bij de lancering van de Monitor. Na een lang en zorgvuldig traject dat in 2018 met een nul-meting begon (volgens de PEFCR Feed, de internationale rekenstandaard voor veevoer van de Europese Commissie), is de afgelopen jaren met diverse experts van binnen en van buiten de diervoedersector en met het ministerie van LVVN gewerkt aan het vaststellen van criteria voor duurzaam diervoeder.

'Verschil maken in de markt'
Duurzaam diervoer draait om 4 thema's: klimaat, biodiversiteit, circulariteit en regionale (Europese) herkomst. Bij het vaststellen van de criteria waren de uitgangspunten de meetbaarheid, de aansluiting bij (internationaal) geaccepteerde rekenmethoden, handelingsperspectief voor de diervoederbedrijven en het eenvoudig in kunnen regelen. Met het oog op dat handelingsperspectief onderstreepten de aanwezigen bij de presentatie van de Monitor dat het voor de Nederlandse dierlijke sectoren van groot belang is dat er een gelijk speelveld is in Europa en dat er met doelvoorschriften gewerkt wordt. "Als de bewegingsruimte er is, kunnen goed ondernemerschap en het grote innovatieve vermogen van de bedrijven echt het verschil maken in de markt," zei Huub Fransen van mengvoerbedrijf Fransen Gerrits.

In samenwerking met de pluimveesectoren (vlees en ei), de kalversector en de varkenssector (voor de zuivelsector sluiten de doelen aan bij de bestaande ambities van de Duurzame Zuivel Keten) stelde Nevedi per sector concrete ambities voor 2030 vast en daarbij horende Kritische Performance Indicatoren (KPI's, zie kader hieronder). Zo moet de carbon footprint van diervoeder voor de kalversector in 2030 20% lager liggen ten opzichte van 2018, voor de pluimveesector 30% en voor de varkenssector 40%. Een andere KPI is het behouden van het aandeel Europese grondstoffen op 75% voor de kalver- en pluimveesector.

Volgens Flipsen is de Monitor een 'thermometer', die de komende jaren op objectieve wijze weergeeft hoe duurzaam diervoeder is. De eerste meting over 2022 wordt naar verwachting in september dit jaar afgerond, begin volgend jaar wordt over 2024 gemeten. "Vanaf dat moment worden de KPI's jaarlijks vastgesteld. We brengen zo trendmatige ontwikkelingen in beeld die weer inzicht geven in het behalen van doelen en/of de effecten in beeld brengen van gekozen marktinitiatieven', aldus de Nevedi-directeur.

Innovatieve bedrijven als Nijsen, Feedvalid en Duynie weten uiteenlopende reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en coproducten uit de landbouw te verwaarden naar hoogwaardige diervoeders. Al willen nog steeds weinigen dat horen, daarmee voorkomen ze voedselverspilling
Rest- en coproducten
Een terugkerende factor is het optimaliseren van rest- en coproducten. Een van oudsher sterk kenmerk van de Nederlandse diervoederindustrie, dankzij de grote voedingsmiddelenindustrie in ons land en de intensieve dierhouderij. Innovatieve bedrijven als Nijsen, Feedvalid en Duynie weten uiteenlopende reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en coproducten uit de landbouw te verwaarden naar hoogwaardige diervoeders. Al willen nog steeds weinigen dat horen, daarmee voorkomen ze voedselverspilling. "Versnelling in meer duurzaam veevoer als het bijvoorbeeld gaat om klimaat en circulariteit moeten echt wel komen uit innovaties zoals nieuwe reststromen," zegt Flipsen.

Kaper op de kust
Maar daar zit ook meteen een pijnpunt. Zoals we al eerder schreven, is er namelijk een kaper op de kust: de energiesector.

Met het oog op de (gewenste) energietransitie en de druk om minder afhankelijk te worden van Russisch gas, heeft de energiesector zijn oog laten vallen op biomassa, om daar biogas van te maken. Maar voor biomassa hebben we in Nederland dus al tijden een uitstekende bestemming: de grote reststromen uit de primaire en verwerkende industrie (bierbostel, aardappelstoomschillen, gebroken koekjes, de wei na het kaasmaken) verdwijnen niet in de verbrandingsoven om er stroom van te maken, maar krijgen een efficiënte en vooral circulaire bestemming als diervoeder. Vergisten om er gas van te maken is al een beter idee dan stroom.

'Toepassing voor opwekking energie vermijden'
Drie keer luidt Nevedi dan ook de alarmbel. Bij de KPI's voor de kalversector: "Gebruik van 50% rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in diervoeder voor kalveren in de periode tot 2030. Dit is realiseerbaar als de toepassing van deze producten voor opwekking van energie wordt vermeden", en bij de pluimveesector: "Op het gebied van circulair diervoeder is de ambitie om het gebruik van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in de periode tot 2030 minimaal op hetzelfde niveau te houden als in 2018. Dit staat gelijk aan 21%. Door een sterk verhoogde concurrentie op de inzet van rest- en bijproducten met name voor energie is dit een uitdaging op zich".
Voor varkens klinkt hetzelfde verhaal: "De ambitie is om in de periode tot 2030 het aandeel van deze grondstoffen en rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen op 85% te handhaven. Daarbinnen wordt ingezet op een verhoging van rest- en bijproducten en voormalig voedingsmiddelen tot 40%. Dit is alleen realiseerbaar als de toepassing van deze producten voor opwekking van energie wordt vermeden."

Nevedi en de kalversector komen overeen zich gezamenlijk in te zetten voor de realisatie van de volgende ambities:
  1. Verlaging van de carbon footprint van diervoeder voor kalveren van 20% in 2030 ten opzichte van 2018. Daarnaast draagt de diervoedersector door advisering over de samenstelling van het rantsoen bij aan de verdere verlaging van de carbon footprint van kalfsvlees.

  2. Gebruik van 100% conversievrije soja en palm vanaf 2030.

  3. Gebruik van 50% rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in diervoeder voor kalveren in de periode tot 2030. Dit is realiseerbaar als de toepassing van deze producten voor opwekking van energie wordt vermeden.

  4. Behoud van het aandeel diervoedergrondstoffen voor kalveren uit geografisch Europa van 75% in 2030.

Samenwerking tussen de diervoederindustrie (Nevedi) en de kalversector is van belang om de keten verder te verduurzamen. Dit gaat gepaard met een focus op het behoud van dierenwelzijn en het ondersteunen van de positie van de boer en de volledige keten van dier-voeder tot aflevering aan retail, horeca, etc. De dierlijke ketens hebben te maken met volatiele (grondstof)markten en markt- en beleidsonzekerheden, wat het behalen van bovengenoemde ambities kan beïnvloeden. De ambities zijn gebaseerd op de huidige definities en rekenregels, indien daar veranderingen in optreden vindt een herijking van de ambities plaats.

Nevedi en de pluimveehouderij hebben afgestemd dat de inzet voor duurzame pluimveevoeders zich vertaalt in de volgende ambities:
  1. Verlaging van de carbon footprint van diervoeder voor pluimvee van 30% in 2030 ten opzichte van 2018.

  2. Gebruik van 100% ontbossingsvrije soja-en palmproducten vanaf 2025 en 100% conversievrije soja- en palmproducten vanaf 2030

  3. Op het gebied van circulair diervoeder is de ambitie is om het gebruik van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen in de periode tot 2030 minimaal op hetzelfde niveau te houden als in 2018. Dit staat gelijk aan 21%. Door een sterk verhoogde concurrentie op de inzet van rest- en bijproducten met name voor energie is dit een uitdaging op zich.

  4. In 2018 was 75% van alle diervoedergrondstoffen voor pluimvee afkomstig uit geografisch Europa. De ambitie is om dit zeer hoge niveau tot 2030 te kunnen handhaven, gezien de volatiele markten en het reeds hoge percentage is dat al een uitdaging op zich. Zeker met oog op de nutritionele waarden van de pluimveevoeders om diergezondheid te behouden.

Afstemming tussen de diervoedersector en de ketenpartijen over verduurzaming van de pluimveeketen is belangrijk om het behoud van dierenwelzijn en positie van de boer in acht te nemen. De dierlijke ketens hebben te maken met volatiele (grondstof)markten, markt- en beleidsonzekerheden en sectordoelstellingen onder andere op het gebied van dierenwelzijn. Dit kan het behalen van bovengenoemde ambities beïnvloeden. Omdat de pluimveesector in een competitieve Europese markt opereert is het cruciaal dat er een daadwerkelijke vraag naar duurzamere concepten ontstaat om de gestelde ambities te kunnen realiseren. De ambities worden afgesproken op sectorniveau en de Monitor Duurzaam Diervoeder representeert daarmee de gehele sector.

Nevedi en de varkenssector komen overeen zich gezamenlijk in te zetten voor de realisatie van de volgende ambities:
  1. Verlaging van de carbon footprint van diervoeder voor varkens van 40% in 2030 ten opzichte van 2018. Daarnaast draagt de diervoedersector door advisering en voederwaarde onderzoek van het rantsoen bij aan de verdere verlaging van de carbon footprint van varkensvlees.

  2. Gebruik van 100% ontbossingsvrije soja en palm vanaf 2025 en 100% conversievrije soja- en palmproducten vanaf 2030.

  3. Een varken vervult een belangrijke rol in het meer circulair maken van ons voedselsysteem. Enerzijds door de inzet van rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen. Anderzijds door het gebruik van grondstoffen die niet-geschikt zijn voor humane consumptie dan wel niet voldoen aan de kwaliteitseisen van de voedingsmiddelenindustrie. De ambitie is om in de periode tot 2030 het aandeel van deze grondstoffen en rest- en bijproducten en voormalige voedingsmiddelen op 85% te handhaven. Daarbinnen wordt ingezet op een verhoging van rest- en bijproducten en voormalig voedingsmiddelen tot 40%. Dit is alleen realiseerbaar als de toepassing van deze producten voor opwekking van energie wordt vermeden.

  4. Gelijkblijvend percentage Europese sourcing van diervoedergrondstoffen, mits dit niet leidt tot afwenteling op andere ambities en voldoende grondstoffen uit Europa beschikbaar zullen blijven.

Samenwerking tussen de diervoederindustrie (Nevedi) en de varkenssector is essentieel om de keten verder te verduurzamen. Dit gaat gepaard met een focus op het behoud van dierenwelzijn en het ondersteunen van de positie van de boer. De dierlijke ketens hebben te maken met volatiele (grondstof)markten en markt- en beleidsonzekerheden, wat het behalen van bovengenoemde ambities kan beïnvloeden.
Dit artikel afdrukken