Het onderwerp komt hier regelmatig voorbij: foute vis kan juist prima zijn. Daar sta je dan als goed willende duurzame consument die bewust kiest met de Viswijzer in de hand. Een Nederlandse visserijspecialist veegde van de week de vloer aan met dat lijstje.

Lees het tartikel van Dolf Boddeke op visserijnieuws.nl:

SANTPOORT – Bij vergelijking van een Franse VISwijzer en een Nederlandse VISwijzer kwam bioloog Dolf Boddeke tot verrassende ontdekkingen. De Fransen zijn vooral kritisch over importvis, de Nederlandse milieuorganisaties ontraden de consument met name vis van eigen zeebodem! Wat steekt daar achter? Dr. Boddeke ging op ontdekkingsreis, en kwam in Vietnam uit.

,,Alweer een poosje geleden kwam een aantal milieuorganisaties van diverse pluimage met ´viswijzers´. In feite wordt de Nederlandse consument daarin geadviseerd geen verse, wilde (Noord)zeevis meer te kopen. Schol, tong, griet, tarbot, kabeljauw, wijting, rog, zeeduivel en zeewolf staan allemaal op de rode lijst. Verse zeevis wordt in Nederland vanzelfsprekend vooral door Nederlandse kotters aangevoerd. Het verschijnen van deze viswijzers heeft dan ook tot grote beroering en boosheid binnen de sector geleid. Begrijpelijk, want de zeevisaanvoer in Nederland gebeurt binnen regels en bepalingen van Brussel en Den Haag, waaraan wetenschappelijke adviezen ten grondslag liggen. Dus wat matigen deze lekenbroeders zich aan?

Viswijzers zijn geen typisch Nederlands verschijnsel. In Frankrijk bestaan vergelijkbare of zelfs identieke milieuorganisaties als in Nederland en ook daar is een viswijzer. Er is echter een duidelijk verschil tussen de positie van de visserij in Frankrijk en Nederland. De Fransen verorberen gemiddeld 34 kilogram vis, schaal- en schelpdieren per jaar, tegenover Nederlanders slechts 3,4 kilogram. De Franse kustvisser, le pêcheur artisanal, heeft welhaast de status van nationale held en het toerisme langs de Franse westkust, van Duinkerken tot Hendaye, berust voor een belangrijk deel op de mogelijkheid ter plekke te genieten van vers aangevoerde ‘Produits de Mer´.

In een Franse supermarkt neemt verse vis een centrale plaats in, prachtig uitgestald op ijs. En er staat een vakman/vrouw naast de vis om de klant van advies te dienen en desgevraagd de vis panklaar te maken. Voor Franse milieuorganisaties is het dus uitkijken geblazen als het om de visserij gaat.

De Franse viswijzer laat dat duidelijk zien. Het begin is de gebruikelijke misleidende informatie: ´Stop! We eten te veel vis! Ieder jaar worden bijna 90 miljoen ton in de oceanen gevangen, vier maal zoveel als 50 jaar geleden!´ De niet geheel ondeskundige lezer denkt dan: ,,Nou en?´´ Want die 90 miljoen ton wordt al 25 jaar lang gevangen. Als we geen zout leggen op iedere locale slak, zouden we zowaar kunnen spreken van een duurzame exploitatie! En met welke menselijke activiteit is dat het geval?

De toon van de Franse viswijzer verandert echter drastisch als we dichter bij Frankrijk komen. Met de blauwvintonijn blijkt het zorgelijk gesteld. Maar daar vissen de Fransen niet op, ook niet in de Middellandse Zee. De witte tonijn, waar de Fransen wél op vissen, staat onder de aanraders! Een hele opluchting. Het jaarlijkse Tonijnfestival in St Jean-de-Luz, waar duizenden toeristen ieder jaar een moot gegrilde tonijn komen eten, kan dus rustig doorgaan. Over de kabeljauw in de Atlantische Oceaan worden ernstige woorden gesproken. De kabeljauwpopulatie in Het Kanaal daarentegen blijft geheel buiten beschouwing. Er is niets aan de hand met de kabeljauw in Het Kanaal, maar dat is met andere visbestanden ook niet het geval. Dat ieder restaurant langs de Franse Kanaalkust ´Dos de Cabillaud´ op het menu heeft, zal daarom aan deze zwijgzaamheid wel niet vreemd zijn. Met de zeebaars is het buiten de Franse wateren allemaal niet in orde. Aan de lijn gevangen zeebaars uit de Golf van Gascogne en Het Kanaal (geserveerd in toprestaurants) wordt echter aangeraden. Het eten van tong wordt ontraden, met uitzondering van tong uit de kuststrook tussen Cherbourg en Duinkerken waar men tong ´met mate´ mag eten. Tussen de bedrijven door wordt reclame gemaakt voor diverse supermarktketens.

Gaan we nu terug naar Nederland dan is het advies aan de consument om in feite alle vers aangevoerde zeevis te mijden, ergerniswekkend maar praktisch van weinig betekenis. De doorsnee Nederlander heeft van vis niet het minste benul en kan bijvoorbeeld een kabeljauw niet als zodanig herkennen zoals ik vrijwel wekelijks ervaar...Deze viswijzers worden daarom pas interessant als milieuactivisten hiermee Nederlandse supermarkten benaderen met het dringende verzoek geen verse zeevis meer te verkopen. Nu houdt geen enkele ondernemer van negatieve publiciteit en nog minder van tegen zijn bedrijf gerichte acties. Maar de gretigheid waarmee supermarktketens voor dit verzoek door de knieën zijn gegaan, en er met eigen viswijzers nog een schep bovenop hebben gegooid, doet vermoeden dat ze dit commercieel goed uitkomt. En voor dat vermoeden zijn gegronde redenen. Verse vis is voor een Nederlandse supermarkt een moeilijk artikel. De aanvoer van verschillende vissoorten wisselt gedurende het jaar in kwaliteit en kwantiteit, wilde vis is niet uniform van grootte en, zoals het oude rijmpje van vóór de diepvries laat weten: logees en vis blijven drie dagen fris.

Een Nederlandse supermarkt heeft bovendien, als het om vis gaat, een treurige clientèle. Garnalen pellen, vis fileren of een haring schoonmaken kunnen Nederlanders niet (meer), hoewel dat toch geen heksentoeren zijn. Visrecepten in kranten en tijdschriften beginnen dan ook vaak met: Laat de vis door uw leverancier fileren. En dat is er in een Nederlandse supermarkt niet bij.

Dus zoeken supermarktketens het liever in diepgevroren vis, in het bijzonder pangasius-soorten geïmporteerd uit Vietnam. Vanuit dit land wordt diepgevroren pangasius-filet, aangeboden voor 2 euro per kilogram! Dit is natuurlijk een uiterst aantrekkelijke inkoopprijs voor een supermarkt die een mooie winstmarge verzekert. Wie iets van viskweken weet, vraagt zich echter af hoe het mogelijk is om voor een dergelijke prijs gekweekte vis aan te bieden. Dat kan als aan twee voorwaarden wordt voldaan:

1. Dat het voer voor de vis vrijwel niets kost.
Pangasius behoort tot de tropische meervallen die bekend zijn als afvaleters. Overal in de tropen waar dierlijk afval wordt geloosd, bij vismarkten en slachterijen, komen zwermen van deze vissen voor. Zij zijn daarom lang niet altijd gewild bij de lokale bevolking, hoe arm die mensen vaak ook zijn. Voer voor een dergelijke vis is dus goedkoop, zo niet gratis te krijgen. Hier behoeven geen problemen uit te ontstaan. Filet van deze aaseter kan veilig gegeten worden als de nodige hygiënische voorzorgen in acht worden genomen. Dierlijk- en plantaardig afval omzetten in eetbare vis is een goede zaak, zeker in landen waar veel mensen al blij zijn met een kom rijst.

2. Dat personeel van kwekerij en verwerkingsbedrijf vrijwel niets verdient.
In het overbevolkte, straatarme Vietnam is ieder baantje beter dan helemaal niets. Aan deze voorwaarde wordt dan ook meer dan voldaan. Het minimumloon in Vietnam voor nationale bedrijven buiten de steden is per 1 januari 2009 €32,70 per maand! Blijft de inflatie in Vietnam in 2009 gelijk aan die in 2008 (25%), dan is die €32,70 qua koopkracht aan het eind van 2009 €24,53. Men mag zich hierbij afvragen of, zoals gebruikelijk in arme landen (´voor jou tien anderen´), zelfs dit minimale minimumloon in Vietnam meer is dan een wassen neus.

Het zou daarom goed zijn als de stichting Max Havelaar de situatie rond de pangasius-kweek in Vietnam eens zou doorlichten en kleine kwekers, verenigd in coöperaties, een kans zouden krijgen een menswaardig bestaan op te bouwen. Pangasius-filet met een Max Havelaar label zou in een Nederlandse supermarkt niet misstaan.

Zo lang dat echter niet is gerealiseerd, is het wijzer voor vis de supermarkt te mijden!”
Dit artikel afdrukken