Die hypothese brengen Amerikaanse wetenschappers naar voren. Eerder werd gedacht dat de groei van de hersenomvang onder de vroege voorouders van de mens pas op gang kwam toen zij grote dieren wisten te doden. Er zijn goede redenen om te denken dat de ontwikkeling van onze hersenpan eerder begon.
De vroege mens gebruikte werktuigen om botten en hersenpannen van andere dieren open te breken of te laten kraken. Onze voorouders aten mogelijk de voedzame, vetrijke inhoud daarvan. Door de rijke voeding kon ons brein zich ontwikkelen. Hersenen bestaan voor ongeveer 60% uit (voor een belangrijk deel meervoudig onverzadigde) vetzuren.
De in bot verpakte vette resten waren afkomstig van reeds dode en gedode dieren. Grote roofdieren kunnen bijvoorbeeld de hersenpan van een gazelle niet open tikken. De eerste mensen wel. Net als gieren kwamen ze - volgens de nieuwe hypothese - na de leeuw.
Al eerder werd ontdekt dat mensachtigen die zo'n 800.000 jaar geleden in Spanje woonden, mensenhoofden kraakten of met geweld lieten stuiteren om de inhoud ervan te kunnen nuttigen. De botresten werden samen met dierenbotten gevonden. Dat leidt tot de conclusies dat onze voorouders geen verschil maakten tussen het eten van mensen en dieren.
Gert (#1), die 60% vetzuren is waarschijnlijk in de droge stof, zie hier.
Wanneer voedende vrouwen zelf onvoldoende visvetzuren eten, dan zal haar baby toch ook aan haar eigen hersenen gaan knagen.
Misschien is dat wel de reden dat vrouwen minder hersenen schijnen te hebben. Hoewel de kwaliteit van vrouwen hersenen is weer veel beter.
Hoe zou dat toch komen. De dames van de redactie die weten dat wel.
Hersenen bevatten 60% vetzuren? Volgens de NEVO database bevatten rauwe kalfshersenen 81% water, 9% eiwit en 8% vet. Verdeling tussen verzadigd en enkel- en meervoudig onverzadigd redelijk evenredig.
Hersenen zijn prima voedsel, in onbruik geraakt. De keuze van het plaatje zegt iets over degene die de keuze gemaakt heeft?