Deze studie, gepubliceerd in Nature, toont aan dat de zich ontwikkelende landbouw na de ijstijd is verweven met de verspreiding van transeuraziatische taalfamilie. Een uitgebreide taalfamilie, want er behoren 98 transeuraziatische talen toe, die gesproken worden in een gebied dat delen van Centraal Azië, Siberië, Europa en Anatolië bestrijkt. De mensen in dit immens grote gebied hebben een genetische verwantschap met voorouders uit Noordoost-China, ontdekten de onderzoekers.

Het begin van deze taalfamilie moeten we zoeken bij Neolithische boeren in de vallei van de Liao rivier, die gierst verbouwden. Deze boeren trokken verder Noordoost-Azië in gedurende duizenden jaren.

"Niet iedereen is in staat te accepteren dat de oorsprong van zijn taal, voorouders, of land buiten de huidige landsgrenzen ligt," zegt vergelijkend taalkundige Martine Robbeets, hoofdauteur van de studie. "Een waarheid die iedereen met een nationalistische agenda oncomfortabel doet voelen, is dat alle talen, culturen en mensen, inclusief die in Azië, gemengd zijn." Robbeets werkte samen met een team van Aziatische, Europese, Nieuw-Zeelandse, Russische en Amerikaanse onderzoekers.

De onderzoekers stelden vast dat boeren in Noordoost-China uiteindelijk gierst aanvulden met rijst en tarwe. Deze drie gewassen verspreidden zich rond 1300 vC met de boeren naar het Koreaanse schiereiland en naar Japan rond 1000 vC. Ook de ontwikkeling van diverse Chinese talen verliep parallel met het verbouwen van verschillende soorten gierst in verschillende regio's.
Dit artikel afdrukken