Eerst even dat wereldbeeld. Ergens in de jaren ‘90 van de vorige eeuw verdwenen mensen van de aardbodem. Tenminste, in de politiek en in overheidsbeleid leek het steeds minder te gaan over ‘mensen’. Ook het woord ‘burgers’ begon ouderwets te klinken. Hun plaats werd ingenomen door ‘consumenten’.

Dat was niet zomaar een modewoord, die nieuwe term stond voor het destijds populaire neoliberale wereldbeeld, dat je kunt samenvatten als: de markt lost alle problemen op. Overheden hoefden zich niet langer het hoofd te breken of wat ‘goed’ was of ‘slecht’ voor burgers, over wat mensen van het leven mogen verwachten, over hun wensen of hun zorgen. Het enige wat ertoe deed was wat die mensen kochten. Bedrijven hoefden zich niet langer af te vragen of hun werk verantwoord was, want dat bleek vanzelf wel uit de verkoopcijfers. Omzet = legitimatie.

Ellende
Dat wereldbeeld heeft ons veel ellende gebracht. Het bracht ons woningcorporaties die in financiële producten gingen handelen, het bracht ons ziekenhuizen die voetbalclubs gingen sponsoren in de jacht op patiënten - pardon: op zorgconsumenten. Maar bovenal bracht het ons een voedselsysteem waarin alleen het geld van consumenten telde.

Ontbossing? Er is vraag naar palmolie.Varkensstaartjes afbranden? Er is vraag naar goedkoper vlees. De grutto sterft uit? Er is vraag naar nóg goedkopere melk.

En toen kwamen dus de keurmerken. Steeds vaker kon je kiezen voor dolfijnvriendelijk gevangen tonijn, voor eerlijk betaalde koffie, voor ‘slaafvrije’ chocola en ‘planet proof’ paprika’s.

Keurmerken zijn een uitwas van het idee dat we problemen kunnen oplossen door spullen te kopen
Uitwas
Op het eerste gezicht lijken die keurmerken misschien een tegenreactie op het neoliberale wereldbeeld, maar in feite zijn ze daar juist een verlengstuk van. Want het idee is nog steeds dat alleen consumenten de wereld kunnen veranderen. Keurmerken zijn een uitwas van het idee dat we problemen kunnen oplossen door spullen te kopen.

In 1987 besloot de wereldgemeenschap om in koelkasten voortaan geen CFK’s meer te gebruiken, stoffen die de ozonlaag afbreken. Het is misschien wel de meest succesvolle milieumaatregel ooit, want hoewel het gat in de ozonlaag zich maar langzaam herstelt, groeit het in elk geval niet meer. Nog steeds is de zon veel gevaarlijker voor Australiërs dan voor ons, maar de oorzaak van het probleem is weg. Gewoon omdat er nu dus geen CFK’s meer worden gebruikt. Want dat hebben we namelijk afgesproken.

Stel je toch eens voor dat we in 1987 een keurmerk voor de ozonlaag in het leven hadden geroepen. Dat mensen konden kiezen voor een gewone, goedkope koelkast mét CFK’s - of voor een dure koelkast met het keurmerk “On the way to Saving Aussies from Skin Cancer”.

Nee, stel je voor dat we in 1863 niet hadden besloten om slaven van plantages in Suriname en het Caraïbisch gebied vrij te kopen, maar om vanuit daar fairtrade katoen en suiker te gaan importeren. Better Slavery Certified. Dat we het niet gewoon hadden verboden om kinderen te laten werken in Limburgse papierfabrieken, Brabantse textielfabrieken en Amsterdamse drukkerijen, maar dat we in plaats daarvan een kindvriendelijke lijn producten op de markt hadden gebracht. 1874: het kinderkeurmerk van Van Houten.

Het ministerie van LNV brengt elk jaar een ‘Monitor Duurzaam Voedsel’ uit. In dat rapport staat niets over pesticidengebruik, over onverdoofd castreren of over uitbuiting van bananenplukkers
Ongeloof in de markt
Het geloof in de markt als oplossing voor alles, brokkelt gelukkig af. En nu komen we er pas achter hoe diep dat geloof zit - hoe het onderdeel is geworden van onze taal, van onze cultuur. Keurmerken illustreren dat, door de nadruk te blijven leggen op individuele keuzes, door mensen voor te houden dat ze kunnen ‘stemmen met de portemonnee’. Het ministerie van LNV brengt elk jaar een ‘Monitor Duurzaam Voedsel’ uit. In dat rapport staat niets over pesticidengebruik, over onverdoofd castreren of over uitbuiting van bananenplukkers; de Monitor Duurzaam Voedsel meet maar één ding: hoeveel producten met een keurmerk er zijn verkocht.

Het voedselsysteem verbeteren doen we natuurlijk het best zoals we het met slavernij hebben gedaan, en met kinderarbeid en met CFK’s: door afspraken te maken over wat we wél goed vinden en wat niet. Moeten we daarvoor van keurmerken af? Nee hoor. Als we afspraken willen maken zijn keurmerken juist heel handig en gelukkig gebeurt dat steeds meer. Het ministerie van Landbouw heeft zich bijvoorbeeld ten doel gesteld dat in 2030 minstens 15% van het landbouwareaal in Nederland biologisch is. Wat consumenten daarvan merken doet er niet toe. Als er maar meer biologisch wordt geboerd. Ook steeds meer supermarkten stappen over op een strategie van ‘ontzorgen’: bij ons zijn alle bananen fairtrade, bij ons zijn alle aardappelen biologisch.

Het laatste waaraan je de neoliberale voorgeschiedenis van keurmerk nog ziet is de plaats waar je ze tegenkomt: prominent op de voorkant van de verpakking, in het zicht van de alom verantwoordelijke consument. Maar ook dat verandert langzamerhand. De koffiemachines van Albert Heijn To Go maken cappuccino met biologische melk, zonder dat je dat kunt zien. Het logo van Planet Proof op de groente van Jumbo valt minder op dan de streepjescode. Het lijkt een kwestie van tijd dat duurzaamheidslogo’s verhuizen van de voor- naar de achterkant van verpakkingen. En vanaf daar is het nog maar een kleine stap naar waar die keurmerken eigenlijk thuishoren: in het wetboek.

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de keurmerkreeks of het overzicht van de serie Wat is een keurmerk?
Dit artikel afdrukken