“De landbouwlobby is een van de meest succesvolle lobby's in Europa als het gaat om het voortdurend krijgen wat ze willen, gedurende een zeer lange tijd,” zegt Ariel Brunner, directeur Europa van NGO BirdLife International in de Financial Times. Industriële landbouwgroepen besteden jaarlijks tussen de €9,35 miljoen en €11,54 miljoen aan lobbyactiviteiten in Brussel.

Maar dat lijkt mee te vallen.

In de Verenigde Staten is de agribusiness ook al 'enorm machtig'. De grote agrarische spelers gaven er vorig jaar $177 miljoen uit aan lobbyactiviteiten, meer dan de olie- en gasbedrijven ($140 miljoen) of de defensielobby ($135 miljoen), volgens een analyse van de Union of Concerned Scientists (UCS). In Brazilië, waar de agro-industrie goed is voor een kwart van het bbp, is het Instituto Pensar Agropecuária, een denktank die nauw samenwerkt met de Braziliaanse agro-industrie, 'de meest invloedrijke lobbygroep'.

Lobbyen is "een essentieel onderdeel van het democratisch proces," zegt Bayer, het Duitse farma- en landbouwchemieconcern, eigenaar van Monsanto in de VS. Het is bovendien hard nodig, aldus Bayer, om te voorkomen dat toenemende regelgevende beperkingen de inspanningen van boeren om meer voedsel te produceren met minder middelen en minder uitstoot belemmeren.

'Vriendelijk imago'
In vergelijking met andere grote lobby's, zoals die van de energie-, defensie- of tabaksindustrie, heeft de landbouwlobby een veel vriendelijker imago. De combinatie van financiële middelen, de macht van grote bedrijven en de mobilisatie van de basis maakt de landbouwlobby echter 'formidabel', zegt Ben Lilliston van het Amerikaanse Institute for Agriculture and Trade Policy. Tijdens de boerenprotesten bleek er veel begrip te zijn voor de hardwerkende boer die zijn stinkende best doet om voor iedereen voldoende voedsel te produceren.
In Brazilië heeft de Parlementaire Front voor de Landbouw (FPA) ervoor gezorgd dat de primaire landbouw en veeteelt zijn uitgesloten van een wetsvoorstel over een gereguleerde koolstofmarkt
Het is begrijpelijk dat hij in protest gaat als hij zowel te weinig betaald krijgt als te maken krijgt met onredelijke regelgeving.

Vrijgesteld van reductiedoelstellingen
Critici van de landbouwlobby vrezen dat de macht van de industrie ervoor zorgt dat de agrarische sector zich kan onttrekken aan de noodzaak om te moderniseren en broeikasgasemissies te verminderen. Volgens het IPCC is de landbouw verantwoordelijk voor 21 tot 37% van de mondiale broeikasgasuitstoot, afhankelijk van de gebruikte berekeningen. Meer dan de helft van deze uitstoot komt van de veeteelt. Desondanks zijn er nog steeds geen bindende limieten voor de uitstoot in de landbouw. In Europa valt de landbouw buiten het EU-emissiehandelssysteem en in de VS is de sector vrijgesteld van een programma om de methaanuitstoot te verminderen. In Brazilië heeft de Parlementaire Front voor de Landbouw (FPA) ervoor gezorgd dat de primaire landbouw en veeteelt zijn uitgesloten van een wetsvoorstel over een gereguleerde koolstofmarkt.

Grote boeren profiteren het meest
De landbouwlobby weet dankzij haar financiële kracht en politieke connecties uitzonderingen en uitstel van milieuregels te bedingen. Grote landbouwbedrijven en industriële agribusinesses profiteren het meest van fiscale voordelen en uitzonderingen, en van landbouwsubsidies. Wereldwijd gaat er jaarlijks ongeveer $520 miljard om in landbouwsubsidies, volgens een analyse van Business for Nature en Earth Track.

In de VS ging tussen 1995 en 2023 volgens de NGO Environmental Working Group 27% van de subsidies naar de rijkste 1% van de boeren. In de EU gaat 80% van de GLB-subsidies naar 20% van de boerenbedrijven. Een van de redenen waarom boeren dit voorjaar in opstand kwamen, was het plan om betalingen te koppelen aan betere milieuprestaties en minder pesticidengebruik. De Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie hebben echter de voorgestelde halvering van het pesticidengebruik teruggedraaid.

Strategische Dialoog
EU-voorzitter Ursula von der Leyen startte dit voorjaar een ‘strategische dialoog’, niet alleen met lobbygroepen zoals Copa-Cogeca, maar ook met Europese jonge boeren, verenigd in CEJA. Gisteren werd het resultaat van de Dialoog bekendgemaakt. CEJA-voorzitter Peter Meedendorp is positief.

Jonge boeren
"Wij proberen jonge boeren zichtbaarder te maken in andere landbouwgroepen," zegt Marion Picot, secretaris-generaal van CEJA. Haar leden voelen zich vaak overstemd door de "dominante stemmen van Copa-Cogeca" en andere lobbyisten die de politieke agenda bepalen. Hierdoor wordt er nauwelijks vooruitgang geboekt in de verduurzaming van de landbouw, ondanks de urgentie van klimaatverandering. Zolang de landbouwlobby zijn macht blijft uitoefenen, houden de grote spelers veranderingen tegen, terwijl jonge boeren juist pleiten voor verandering.

Meedendorp is vooral tevreden over de nieuwe manier waarop consensus wordt bereikt tussen boeren-, keten-, natuur- en milieuorganisaties over duurzaamheid. Voor het eerst was het niet de lobby, maar de voorzitter van de Europese Commissie die met een diverse groep van 29 partijen, van BirdLife tot CEJA, aan tafel zat. Ze kwamen overeen een European Board of Agri-Food (EBAF) op te richten, een orgaan dat een bottom-up aanpak faciliteert. Stakeholders kunnen in een minder gepolariseerde setting hun behoeften uitspreken, met alle ketenpartners betrokken. "Over systeemfouten moet je kunnen praten," zegt Meedendorp. Een waarde-gecontroleerde ketenbenadering is nodig.

Een concreet resultaat is al bereikt: een groter deel van de landbouwsubsidies is nu bestemd voor kleine boeren. Het rapport van de strategische dialoog benadrukt dat subsidies voor kleine boeren gericht moeten zijn op duurzaamheid, het verminderen van administratieve lasten en het stimuleren van innovatie. Kleine boeren spelen een cruciale rol in de overgang naar duurzamere en veerkrachtige landbouwpraktijken. Het rapport pleit voor gerichte financiële steun zodat kleine boeren eerlijke toegang krijgen tot middelen en kunnen bijdragen aan zowel ecologische als economische doelen.
Dit artikel afdrukken