Ergens in een middelgrote stad ergens in ons land woont een aardig jongetje. Als je naar hem kijkt, zie je altijd wel iets dat beweegt: zijn voeten gaan tap-tap op en neer, zijn vingers friemelen aan touwtjes of knoopjes of zijn billen wiebelen op zijn stoel. Op school is zijn lievelingsvak dan ook buiten spelen. Hij is steeds als eerste buiten en, als het even kan, als laatste binnen om Slingertikkertje te spelen, Tien tellen in de rimboe of wat er ook maar gespeeld wordt op het schoolplein.

Na schooltijd zou hij het liefst ook buiten spelen, maar van zijn moeder mag dat niet. Buiten zijn vaak grote jongens, die stiekem dingen staan te verkopen en die supersnel zijn met hun scheurauto’s of racescooters. Het jongetje ziet er ook wel eens grote kinderen van zijn school bij staan.

Na schooltijd gaat het jongetje altijd naar huis. Vaak kan mama hem wel ophalen, maar soms niet. Dan loopt hij zelf. Gelukkig is het niet zo ver. Hij woont daar bij die lage flatjes. Met zijn moeder leeft hij daar in een tweekamerappartement. Mama moet vaak werken. Ze helpt oude mensen met bedden opmaken, poetsen en koken. En als ze thuis komt, heeft ze meestal geen zin om nog naar buiten te gaan.

Vandaag is het een feestdag! Het jongetje is nog wiebeliger dan anders. Vandaag mogen alle kinderen van zijn klas naar het theater. Het jongetje is nog nooit in een theater geweest, dus hij weet niet zo goed wat dat is. Ze gaan naar Rapunzel kijken. Dat is een meisje met hele lange haren dat opgesloten zit in een toren. Maar wat ook supergaaf is: ze gaan met de bus! Wel twee uur heen en twee uur terug! En het jongetje zit bij het raam!

De bus vertrekt precies vanaf school. Het jongetje herkent de straat nog waar de winkel is, maar al snel rijdt de bus door straten waar het jongetje nog nooit geweest is. En dan, ineens, dan rijden ze over een weg waar helemaal geen huizen meer langs staan. Ja, af en toe eentje in de verte. Stel je voor dat je daar woont! Dan kun je wel buiten spelen. Wat zouden de kinderen hier spelen? Zoveel groen heeft het jongetje nog nooit gezien. En dan, wat is dat? Grote dieren op vier poten, zwart met wit! “Juf, juf! Kijk!” roept het jongetje en hij wijst met zijn vinger. Het is een koe! Sjonge, wat zijn ze groot! Het jongetje springt op en neer van opwinding! Zo groot, juf! Die kun je niet optillen. Wauw, voor het eerst een koe gezien.

Het was een prachtige dag. Het jongetje zag die dag nog veel meer wonderbaarlijks in het theater. Hij en zijn klasgenootjes zullen nog lang napraten over deze dag. Maar voor de juf en voor het jongetje was de ontdekking van de koe het allermooiste. Dat zullen ze nooit meer vergeten. En datzelfde geldt voor ons, van het Jeugdeducatiefonds. Wat zijn wij blij dat we dit soort ervaringen mogelijk helpen maken.
Dit artikel afdrukken