1. Welke terechte motieven hadden de boeren om te protesteren?
De regeldruk en vergroeningsplannen van de Europese Commissie hebben een enorme impact op de dagelijkse praktijk van boeren en dus ook op hun inkomen. De financiële last is door de acute mestcrisis extra hoog. Veel boeren kunnen dit niet meer dragen. De verduurzaming is ingezet door de zuivelsector, maar net als ondernemers in andere sectoren hebben ook boeren tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving. Een redelijke overgangsperiode is essentieel. Dat stelt hen in staat te investeren in een duurzamere productie. Op die manier kunnen ze op een haalbare en effectieve manier bijdragen aan een duurzamere toekomst voor de landbouwsector.

Voor de lange termijn is een brede landbouw- en voedselvisie nodig van zowel de Europese Commissie als het Kabinet om strategischer na te denken over de rol van voedsel en verduurzaming
2. Hebben de Europese Commissie en de Europese Raad de boerenprotesten afdoende opgelost?
Bij het vormgeven van EU-beleid is het noodzakelijk om niet alleen aandacht te besteden aan de tijd die nodig is om bedrijfsvoering aan te passen, maar ook om de opgaven in samenhang aan te pakken. Immers alles komt samen op het boerenerf. Naast de korte termijn gevolgen van het vervallen van derogatie, wordt de sector uitgedaagd om bij te dragen aan langere termijn doelen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn. Deze uitdagingen vragen om structuuraanpassingen binnen de sector. Door de uitdagingen integraal te benaderen en te verbinden met de acute mestproblematiek, kunnen de noodzakelijke structuuraanpassingen worden ingezet om de gestelde doelen te bereiken. Het is dus essentieel om de acute mestproblematiek te verbinden met bredere duurzaamheidsdoelen in de sector. Daar hebben de Europese Commissie en het Kabinet nu nog te weinig aandacht voor.

Een krimp van 30% van de melkveestapel resulteert in een vermindering van circa 4 miljard liter melk
3. In Nederland veroorzaken de invoering van Kader Richtlijn Water, de mestnormen en het natuur- en stikstofbeleid krimp van de agrarische productie.
    a) Wat betekent krimp voor de Nederlandse verwerkende sector?
De zuivelsector heeft al te maken met een autonome krimp. Wat we moeten voorkomen is dat er ook nog eens ongerichte generieke krimp is waardoor levensvatbare toekomstbestendige bedrijven verdwijnen. Dat zou de vitaliteit van de hele zuivelketen in gevaar brengen. Een krimp van 30% van de melkveestapel resulteert in een vermindering van circa 4 miljard liter melk. Dit zou een ernstige bedreiging vormen voor de continuïteit van zuivelfabrieken en het zuivelkwaliteitssysteem in Nederland. De economische impact daarvan is buitenproportioneel en brengt de hele Nederlandse zuivelmarkt uit balans.

Detailhandelsketens kunnen te maken krijgen met schommelingen in de beschikbaarheid van zuivelproducten
    b) Wat betekent krimp voor zijn afnemers (detailhandel en buitenland)?
Een krimp van deze omvang van de melkveestapel heeft gevolgen voor afnemers, zowel in Nederland als in het buitenland. Detailhandelsketens kunnen te maken krijgen met schommelingen in de beschikbaarheid van zuivelproducten, wat invloed kan hebben op de prijzen en de keuze voor consumenten. Buitenlandse afnemers, zoals supermarkten en groothandels, kunnen te maken krijgen met beperkte beschikbaarheid van Nederlandse zuivelproducten, wat hun assortiment en voorraad kan beïnvloeden. Als Nederlandse zuivelproducten schaarser worden, kunnen andere landen hun marktaandeel vergroten. Het is daarom van groot belang om bij het vormgeven van maatregelen de balans te vinden tussen duurzaamheid en economische vitaliteit om de continuïteit van de hele zuivelsector te waarborgen, zowel nationaal als internationaal.

4. Wat kunnen overheden, ketenpartners en NGO’s op korte en op lange termijn doen om de druk die ontstaat tussen hoge consumentprijzen en lage boereninkomens op te lossen?
Het kabinet kan een cruciale rol spelen door het Crisisplan van de landbouwpartijen te ondersteunen en zich in te zetten voor een integraal sectorplan dat streeft naar een duurzaam evenwicht op de mestmarkt en voldoende tijd biedt voor boeren om de bedrijfsvoering aan te passen. Daarnaast is het van belang dat de overheid samen met de zuivelsector werkt aan de verdere ontwikkeling van de KPI-Kringlooplandbouw aanpak. Deze aanpak maakt het ook mogelijk voor ketenpartijen om duurzaamheidsbeloningen via de markt te integreren, zoals prestatie-indicatoren, en hun inspanningen te vermarkten via keurmerken en andere marktconcepten.

5. Hoe ziet u de toekomst van uw sector in relatie tot die van de Nederlandse landbouw?
De Nederlandse zuivelsector is cruciaal voor de regionale economie met een exportwaarde van ongeveer 10 miljard euro en een bijdrage van 7% aan de handelsbalans mede dankzij de wereldwijde waardering voor Nederlandse zuivelproducten vanwege hun kwaliteit. Naast economische waarde speelt zuivel ook een belangrijke rol in een gezond voedingspatroon door de hoge voedingswaarde. Om de toekomst van de sector veilig te stellen, is voor de korte termijn nodig dat boeren de tijd krijgen om hun bedrijfsvoering aan te passen en de acute mestproblematiek te verbinden met de bredere verduurzamingsopgave zodat ze die integraal kunnen benaderen. Voor de lange termijn is een brede landbouw- en voedselvisie nodig van zowel de Europese Commissie als het Kabinet om strategischer na te denken over de rol van voedsel en verduurzaming.

Onze Vlaamse contentpartner Vilt startte deze serie in Vlaanderen met interviews door de hele keten heen; Foodlog zet de serie nu voort in Nederland. Via de tag Boerenboosheid & de keten kun je alle bijdragen vinden. Vraag 4. stelden we bewust zoals hij geformuleerd is. Boeren zijn op dit moment vrijwel nergens boos vanwege slechte prijzen, hoewel de Nederlandse melkveehouderij achterblijft. Het probleem van boeren in de dure productiegebieden waar de grond steeds schaarser wordt, zijn de hoge productiekosten waardoor het inkomen van boeren in de lage landen bij de Noordzee navenant meer te lijden heeft van duurzaam overheidsbeleid. Dure milieu-, natuur- en klimaatmaatregelen in combinatie met dure akkers en weidegronden in onze dichtbevolkte regio, dreigen Nederland en Vlaanderen voor de gemiddelde boer maar mogelijk ook voor de bovengemiddeld presterende boerenbedrijven onvoldoende rendabel te laten worden. Dat is het gevolg van de schaarbeweging tussen toenemende kosten en achterblijvende hogere opbrengsten. Onze boeren lijken in een nadelige positie ten opzichte van concurrenten op de interne Europese markt te komen, terwijl ze die er sinds WO II altijd uit wisten te concurreren door hun efficiency.
Dit artikel afdrukken