De boerenprotesten hebben de complexiteit van het Nederlandse agrarische bestel blootgelegd. Foodlog nodigt diverse ketenpartijen en stakeholders uit te antwoorden op vijf vragen. We proberen de uitdagingen en kansen binnen het Nederlandse voedselsysteem te ontdekken door hun ogen. Joep Rats is directeur van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). Hij schets de gevolgen van de krimp van de Nederlandse melkveehouderij voor de fabrikanten van zuivel en zegt dat die fors uit het lood schiet.
1. Welke terechte motieven hadden de boeren om te protesteren?
De regeldruk en vergroeningsplannen van de Europese Commissie hebben een enorme impact op de dagelijkse praktijk van boeren en dus ook op hun inkomen. De financiële last is door de acute mestcrisis extra hoog. Veel boeren kunnen dit niet meer dragen. De verduurzaming is ingezet door de zuivelsector, maar net als ondernemers in andere sectoren hebben ook boeren tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving. Een redelijke overgangsperiode is essentieel. Dat stelt hen in staat te investeren in een duurzamere productie. Op die manier kunnen ze op een haalbare en effectieve manier bijdragen aan een duurzamere toekomst voor de landbouwsector.
Bij het vormgeven van EU-beleid is het noodzakelijk om niet alleen aandacht te besteden aan de tijd die nodig is om bedrijfsvoering aan te passen, maar ook om de opgaven in samenhang aan te pakken. Immers alles komt samen op het boerenerf. Naast de korte termijn gevolgen van het vervallen van derogatie, wordt de sector uitgedaagd om bij te dragen aan langere termijn doelen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn. Deze uitdagingen vragen om structuuraanpassingen binnen de sector. Door de uitdagingen integraal te benaderen en te verbinden met de acute mestproblematiek, kunnen de noodzakelijke structuuraanpassingen worden ingezet om de gestelde doelen te bereiken. Het is dus essentieel om de acute mestproblematiek te verbinden met bredere duurzaamheidsdoelen in de sector. Daar hebben de Europese Commissie en het Kabinet nu nog te weinig aandacht voor.
4. Wat kunnen overheden, ketenpartners en NGO’s op korte en op lange termijn doen om de druk die ontstaat tussen hoge consumentprijzen en lage boereninkomens op te lossen?
Het kabinet kan een cruciale rol spelen door het Crisisplan van de landbouwpartijen te ondersteunen en zich in te zetten voor een integraal sectorplan dat streeft naar een duurzaam evenwicht op de mestmarkt en voldoende tijd biedt voor boeren om de bedrijfsvoering aan te passen. Daarnaast is het van belang dat de overheid samen met de zuivelsector werkt aan de verdere ontwikkeling van de KPI-Kringlooplandbouw aanpak. Deze aanpak maakt het ook mogelijk voor ketenpartijen om duurzaamheidsbeloningen via de markt te integreren, zoals prestatie-indicatoren, en hun inspanningen te vermarkten via keurmerken en andere marktconcepten.
5. Hoe ziet u de toekomst van uw sector in relatie tot die van de Nederlandse landbouw?
De Nederlandse zuivelsector is cruciaal voor de regionale economie met een exportwaarde van ongeveer 10 miljard euro en een bijdrage van 7% aan de handelsbalans mede dankzij de wereldwijde waardering voor Nederlandse zuivelproducten vanwege hun kwaliteit. Naast economische waarde speelt zuivel ook een belangrijke rol in een gezond voedingspatroon door de hoge voedingswaarde. Om de toekomst van de sector veilig te stellen, is voor de korte termijn nodig dat boeren de tijd krijgen om hun bedrijfsvoering aan te passen en de acute mestproblematiek te verbinden met de bredere verduurzamingsopgave zodat ze die integraal kunnen benaderen. Voor de lange termijn is een brede landbouw- en voedselvisie nodig van zowel de Europese Commissie als het Kabinet om strategischer na te denken over de rol van voedsel en verduurzaming.
Dit artikel afdrukken
De regeldruk en vergroeningsplannen van de Europese Commissie hebben een enorme impact op de dagelijkse praktijk van boeren en dus ook op hun inkomen. De financiële last is door de acute mestcrisis extra hoog. Veel boeren kunnen dit niet meer dragen. De verduurzaming is ingezet door de zuivelsector, maar net als ondernemers in andere sectoren hebben ook boeren tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving. Een redelijke overgangsperiode is essentieel. Dat stelt hen in staat te investeren in een duurzamere productie. Op die manier kunnen ze op een haalbare en effectieve manier bijdragen aan een duurzamere toekomst voor de landbouwsector.
Voor de lange termijn is een brede landbouw- en voedselvisie nodig van zowel de Europese Commissie als het Kabinet om strategischer na te denken over de rol van voedsel en verduurzaming2. Hebben de Europese Commissie en de Europese Raad de boerenprotesten afdoende opgelost?
Bij het vormgeven van EU-beleid is het noodzakelijk om niet alleen aandacht te besteden aan de tijd die nodig is om bedrijfsvoering aan te passen, maar ook om de opgaven in samenhang aan te pakken. Immers alles komt samen op het boerenerf. Naast de korte termijn gevolgen van het vervallen van derogatie, wordt de sector uitgedaagd om bij te dragen aan langere termijn doelen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn. Deze uitdagingen vragen om structuuraanpassingen binnen de sector. Door de uitdagingen integraal te benaderen en te verbinden met de acute mestproblematiek, kunnen de noodzakelijke structuuraanpassingen worden ingezet om de gestelde doelen te bereiken. Het is dus essentieel om de acute mestproblematiek te verbinden met bredere duurzaamheidsdoelen in de sector. Daar hebben de Europese Commissie en het Kabinet nu nog te weinig aandacht voor.
Een krimp van 30% van de melkveestapel resulteert in een vermindering van circa 4 miljard liter melk3. In Nederland veroorzaken de invoering van Kader Richtlijn Water, de mestnormen en het natuur- en stikstofbeleid krimp van de agrarische productie.
- a) Wat betekent krimp voor de Nederlandse verwerkende sector?
Detailhandelsketens kunnen te maken krijgen met schommelingen in de beschikbaarheid van zuivelproducten
- b) Wat betekent krimp voor zijn afnemers (detailhandel en buitenland)?
4. Wat kunnen overheden, ketenpartners en NGO’s op korte en op lange termijn doen om de druk die ontstaat tussen hoge consumentprijzen en lage boereninkomens op te lossen?
Het kabinet kan een cruciale rol spelen door het Crisisplan van de landbouwpartijen te ondersteunen en zich in te zetten voor een integraal sectorplan dat streeft naar een duurzaam evenwicht op de mestmarkt en voldoende tijd biedt voor boeren om de bedrijfsvoering aan te passen. Daarnaast is het van belang dat de overheid samen met de zuivelsector werkt aan de verdere ontwikkeling van de KPI-Kringlooplandbouw aanpak. Deze aanpak maakt het ook mogelijk voor ketenpartijen om duurzaamheidsbeloningen via de markt te integreren, zoals prestatie-indicatoren, en hun inspanningen te vermarkten via keurmerken en andere marktconcepten.
5. Hoe ziet u de toekomst van uw sector in relatie tot die van de Nederlandse landbouw?
De Nederlandse zuivelsector is cruciaal voor de regionale economie met een exportwaarde van ongeveer 10 miljard euro en een bijdrage van 7% aan de handelsbalans mede dankzij de wereldwijde waardering voor Nederlandse zuivelproducten vanwege hun kwaliteit. Naast economische waarde speelt zuivel ook een belangrijke rol in een gezond voedingspatroon door de hoge voedingswaarde. Om de toekomst van de sector veilig te stellen, is voor de korte termijn nodig dat boeren de tijd krijgen om hun bedrijfsvoering aan te passen en de acute mestproblematiek te verbinden met de bredere verduurzamingsopgave zodat ze die integraal kunnen benaderen. Voor de lange termijn is een brede landbouw- en voedselvisie nodig van zowel de Europese Commissie als het Kabinet om strategischer na te denken over de rol van voedsel en verduurzaming.
Onze Vlaamse contentpartner Vilt startte deze serie in Vlaanderen met interviews door de hele keten heen; Foodlog zet de serie nu voort in Nederland. Via de tag Boerenboosheid & de keten kun je alle bijdragen vinden. Vraag 4. stelden we bewust zoals hij geformuleerd is. Boeren zijn op dit moment vrijwel nergens boos vanwege slechte prijzen, hoewel de Nederlandse melkveehouderij achterblijft. Het probleem van boeren in de dure productiegebieden waar de grond steeds schaarser wordt, zijn de hoge productiekosten waardoor het inkomen van boeren in de lage landen bij de Noordzee navenant meer te lijden heeft van duurzaam overheidsbeleid. Dure milieu-, natuur- en klimaatmaatregelen in combinatie met dure akkers en weidegronden in onze dichtbevolkte regio, dreigen Nederland en Vlaanderen voor de gemiddelde boer maar mogelijk ook voor de bovengemiddeld presterende boerenbedrijven onvoldoende rendabel te laten worden. Dat is het gevolg van de schaarbeweging tussen toenemende kosten en achterblijvende hogere opbrengsten. Onze boeren lijken in een nadelige positie ten opzichte van concurrenten op de interne Europese markt te komen, terwijl ze die er sinds WO II altijd uit wisten te concurreren door hun efficiency.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Inderdaad #3 dat gevolg heb je ook nog en een alternatief met een hoog rendement per ha is er ook niet.
Teelten zoals rooigewassen (aardappels, bieten, uien, bloembollen) zitten ook aan hun max denk ik. Zeker de laatste ligt zwaar onder vuur. Maar goed er is nog steeds veel vraag naar o.a. aardappels en bieten.
Maaien gewassen is het rendement te laag voor.
Of minder koeien per bedrijf en je eigen krachtvoer telen. Is een alternatief maar is moeilijk rond te rekenen t.o.v. van import. Dan moet er veel subiside tegen aan.
Een aantal jaren geleden pleite toen een aantal politieke partijen om landbouwgrond financieel anders te waarderen (lager). Klinkt goed maar niet haalbaar lijkt me
Dan toch focus op intensieve houderij en zorgen dat je mineralen en afzet beter is geregeld.
Bij krimp van de melkveehouderij komt het landgebruik in het geding. Bij 4 miljard liter minder melk en een geschatte productie van 15.000 liter melk per ha, gaat het dan om ongeveer 250.000 ha landbouwgrond die een verandering in gebruik nodig heeft. In het Wageningse rapport is (te) weinig aandacht besteed aan die veranderingen van landgebruik. Nou ja, grasland zou kunnen veranderen naar bouwland. Maar daarvoor is er in de akkerbouw te weinig opslag- en verwerkingscapaciteit. Omzetting grasland naar bouwland zal mondjesmaat zijn. In de typische graasgebieden is vanwege grondsoort/grondwaterpeil een omzetting van grasland naar bouwland niet eens mogelijk. Blijft over dat verreweg het grootste deel van die 250.000 ha naar de blijvende melkveehouders zou moeten gaan. Maar bij eenzelfde hoeveelheid koeien meer land gaan gebruiken betekend een forse kostprijsverhoging. Geen melkveehouder die daar op zit te wachten. Bij de afschaf van derogatie worden boeren geconfronteerd met onhaalbare aanpassingen in landgebruik.
Inderdaad een duidelijk visie is er nodig. Het kan niet zo zijn dat we een sector de nek omdraaien die al autonome krimp kent vanwege vergrijzing. En we moeten voorkomen idat er ook nog eens ongerichte generieke krimp komt doordat de waterkwaliteit niet voldoende is
De vraag moet gesteld worden maken we niet meer kapot dan dit doel wat we hebben. Veel internationale bedrijven in de voedselketen zoek aansluiting bij de Nederlandse zuivelindustrie om de volgende stap te maken in verduurzaming, o.a. van wege de Co2 footprint wat wereldwijd een enorme positive impact kan hebben.
Nederlandse zuivelketen bestaat uit voornamelijke mediumsize familiebedrijven en waarvan heel veel data bekend is over het functioneren. Dat zie je in bijna geen enkel land terug (buiten west europa).
Het wordt tijd dat ambtenaren verder kijken dan alleen waterkwaliteit.
Melkveehouders lijden momenteel een inkomensverlies van 30 à 40% als gevolg van het grote mestoverschot, volgens een analyse van Wageningen Economic Research (WeCR). In een gemiddeld scenario moeten 280.000 koeien uit Nederland verdwijnen om aan de mestwetgeving te voldoen.
In het minst ernstige geval verdwijnen er 167.000 dieren, terwijl dit aantal in het meest extreme scenario kan oplopen tot 450.000. De berekeningen zijn uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Zuivel Organisatie. Deze verwachte daling is minder groot dan de schatting van boerenorganisatie LTO, die een afname van 600.000 koeien voorspelde na een sigarendoos-berekening.
Een uitstekende Pointer-uitzending overigens over mest.