Gisteren. Lunch met verwilderde stadse buren. Ergens in onze Franse bergen. Overal om hun boshut wroetsporen van wilde zwijnen.

Er is, net als in Nederland, een overschot aan wilde zwijnen. Hier is het zelfs enorm. Dat komt omdat de wilde zwijnen gekruist zijn met tamme huisvarkens. Die zijn veel vruchtbaarder. In plaats van zo'n 6 biggen, krijgen ook wilde zwijnen er nu zomaar 12 (frislingen, heten die). Daardoor breidt de populatie zich snel uit. Voor de jagers hier is er geen discussie. Ze gaan schieten. Iedere zater- en zondag. Dat doe je hier tegenwoordig in plaats van voetballen, want dat is voor sissies. Echte mannen jagen in het weekend. Daarom maken ze er ook zo'n zooitje van. Allerlei volk dat normaal alleen de eigen soort graag tegen schenen schopt, wil lekker stoer knallen. Op allerlei manieren. Het dier kan ze niet schelen.

Onze buren, stads van oorsprong maar netjes verwilderd, vinden dat er weer gejaagd moet worden zoals het moet. Met jagers die goed kunnen richten en weten waar je moet schieten. Eerst een gedegen opleiding en dan pas het bos in. Al die amateurs die tegenwoordig uit de dorpen komen met hun stadse schietgrage vriendjes.

In Nederland hebben we veel bewustere en kundiger jagers. Mensen die zich over het algemeen heel goed aan de regels houden en aan natuurbeheer doen. Onze wilde varkens boffen dus eigenlijk. Maar van ons mogen ze niet geschoten worden. Daar is het volksgevoel tegen. Het eet zich rot aan varkens, maar boffers die in de natuur zijn groot geworden willen ze zo maar weggooien. Snap je dat nou?

Kerst komt er weer aan. Die discussie dus ook.
Dit artikel afdrukken