Britse supermarkten hebben vaak - net als Franse en Belgische hypermarkten - ook een pomp waar je de tank van je auto kunt volgooien. Nu de brandstofprijzen zo zijn gestegen, denken consumenten dat de retailers er dik van profiteren. Dat blijkt te kloppen, maar het zit anders dan ze denken. Omdat supermarkten wat extra marge kunnen maken op benzine en diesel, kunnen ze de marges op voedsel een beetje verlagen. Dat is de eerlijkste manier om de pijn van inflatie zo goed mogelijk te verdelen.
De Competition and Markets Authority (CMA), de Britse Mededingingsautoriteit, zocht uit of supermarkten onderling afspraken hebben gemaakt om de prijzen hoog te houden om hun winst- en verliesrekening te spekken over de rug van het verarmende publiek.

Dat blijkt niet het geval. Ze blijken de prijzen van voedsel zo laag mogelijk te houden en hun onderlinge concurrentie op prijs zelfs te hebben vergroot. Dat holt hun marges uit en spekt ze juist niet. En hoewel de benzine-naast-de-supermarkt nog altijd goedkoper is dan die aan de 'gewone pomp' is daar de marge wat ruimer geworden. Dat helpt de geslagen gaten in de marges op boodschappen een beetje te dichten.

Een goede keuze om het zo te doen, schrijft de Financial Times. De armste 10% van de huishoudens besteedt ongeveer 14% van zijn inkomen aan boodschappen en slechts 2,5% aan brandstof. Rijkere consumenten geven hooguit 4,5% uit aan benzine en slechts 8-9% aan hun boodschappen. Een tank volgooien doet iedereen pijn aan z'n portemonnee. Maar in een crisis rond de kosten van levensonderhoud lijkt het beter de armere consumenten voorrang te geven.

In Nederland geeft de accijnsverlaging de rijksten de grootste lastenverlichting. In Groot-Brittannië blijken supermarkten de Robin Hood.