De Amerikaanse FDA wil Nutri-Score-achtige waarschuwingen toevoegen op de voorkant van voedselverpakkingen die wijzen op hoge niveaus van zout, verzadigd vet en toegevoegde suikers. Zo'n Front-of-Pack label moet ook Amerikanen helpen gezondere keuzes te maken, gezien de alarmerende obesitascijfers.
De FDA (Food and Drug Administration) overweegt twee soorten labels. De ene optie zou producten markeren met een rood, geel of groen label, afhankelijk van de hoeveelheid verzadigde vetten, zout (natrium) en toegevoegde suikers. Producten die 20% of meer van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid bevatten, krijgen een rood 'hoog'-label. Artikelen met minder dan 5% krijgen een groen 'laag'-label, en alles daartussenin wordt gemarkeerd met een geel 'medium'-label. Een andere optie is een eenvoudig label dat waarschuwt voor hoge hoeveelheden verzadigd vet, zout en suiker. De voorgestelde etiketten gaan in beide gevallen verder dan alleen waarschuwingen of een indicatie van de energiedichtheid van producten.

Critici vinden de Amerikaanse aanpak te slap. Bernie Sanders, voorzitter van de Senaatscommissie voor Volksgezondheid, pleit voor een strikter systeem, schrijft The Washington Post. De voedingsindustrie trapt juist op de rem. De nieuwe labels zullen, volgens de industrie, niet effectief zijn en levensmiddelen nodeloos duurder maken. Ze zeggen dat de FDA geen wettelijke bevoegdheid heeft om dergelijke ingrijpende veranderingen door te voeren, wat mogelijk kan leiden tot rechtszaken. Bovendien beweren grote voedingsconcerns zoals PepsiCo en General Mills dat de labels verwarrend zijn voor consumenten en suggereren ze dat de nadruk op enkele voedingsstoffen een te simplistische weergave van een gezond voedingspatroon geeft. Zo zou het producten als melk, die van nature veel verzadigd vet bevat, onterecht in een kwaad daglicht stellen. Andere producten zoals light frisdranken zouden juist weer vrijuit gaan.

Chili en Mexico
Sanders vindt dat de Amerikaanse overheid strenger moet optreden, zoals dat ook gebeurde met de tabaksindustrie, die gedwongen werd om waarschuwingen op sigarettenverpakkingen te plaatsen. Hij pleit voor verplichte labels voor ultrabewerkte voedingsmiddelen en voor producten met toegevoegde suikers, niet-suiker zoetstoffen en suikerhoudende dranken. Dit zou helpen consumenten beter te informeren en beschermen tegen de gevaren van bewerkte voedingsmiddelen. Sanders wijst naar landen zoals Chili en Mexico, waar voedingsmiddelen met een hoog gehalte aan suiker, zout of verzadigde vetten voorzien worden van duidelijke zwarte stopbordachtige waarschuwingen. De eenvoudige, duidelijke waarschuwingen lijken te helpen, vooral bij gezinnen met lage inkomens, om gezondere keuzes te maken. Kinderen herkennen de waarschuwingssymbolen en moedigen hun ouders aan deze producten niet te kopen, ook omdat scholen deze snacks niet toestaan.

De levensmiddelenindustrie houdt niet van kleuren en ze houden niet van waarschuwingsborden die voor consumenten het gemakkelijkst te begrijpen zijn
De Amerikaanse voorstellen gaan minder ver. De FDA heeft geen stopborden meegenomen in de voorstellen. Wel zouden volgens een van de FDA-voorstellen bijvoorbeeld Nature Valley-granolarepen, waarvan de verpakking hun volkorengehalte promoot, een rood label krijgen om 'hoge' niveaus van toegevoegde suikers aan te geven en twee gele labels voor 'gemiddelde' niveaus van verzadigd vet en natrium. In Chili krijgen diezelfde granolarepen twee waarschuwingslabels voor hoge niveaus van suiker en calorieën. Een bekende kindersnack zou in de Verenigde Staten niet als een product met veel natrium worden beschouwd, maar in Chili wel.

De voedingsindustrie geeft de voorkeur aan het vrijwillige labelsysteem uit 2011, dat volgens hen voldoende informatie biedt aan consumenten. Dit systeem, waarbij informatie over calorieën en vezelgehaltes op de voorkant van verpakkingen staat, zou de invoering van verplichte labels al met meer dan 10 jaar hebben vertraagd. Critici vrezen dan ook dat een halfslachtige aanpak decennialang zwaardere maatregelen in de weg kan staan. Experts zien de industrie wereldwijd dezelfde strategie toepassen: zich verzetten tegen verplichte waarschuwingslabels en pleiten voor een minimaal informatief systeem. De voedingsindustrie zal altijd tegen verplichte etiketten zijn, aldus Mike Rayner, hoogleraar volksgezondheid aan de Universiteit van Oxford. "Ze houden niet van kleuren en ze houden niet van waarschuwingsborden" die voor consumenten het gemakkelijkst te begrijpen zijn.

Mening van studenten
The New York Times vroeg scholieren om te reageren op een eerder gepubliceerde opinie van Kat Morgan en Mark Bittman. Zij wijzen erop dat veel voedingsproducten misleidende marketingtermen gebruiken, zoals 'glutenvrij' of 'bron van vezels', zonder duidelijk te maken hoe ongezond het product werkelijk is, en pleiten voor waarschuwingslabels. Tot nu toe reageerden ruim 200 scholieren. Veel van hen zijn het erover eens dat waarschuwingen consumenten beter informeren over de gezondheidsrisico's van sterk bewerkte voedingsmiddelen. Zoals een student zei: “Mensen moeten weten wat ze eten, en waarschuwingen kunnen hen helpen bewustere keuzes te maken." Een deel van de studenten geeft ook aan dat mensen wel weten dat junkfood ongezond is, maar dat lage prijzen en gemak de belangrijkste redenen blijven waarom ze het blijven kopen. Ze betwijfelen of waarschuwingen wel effectief zullen zijn. "Waarschuwingslabels veranderen weinig aan het feit dat junkfood goedkoop en overal snel verkrijgbaar is." Voorstanders van de labels denken dat consumenten door betere informatie sneller naar gezondere opties zullen grijpen.

Of het voorstel van de FDA gerealiseerd wordt, hangt ook af van de uitkomst van de Amerikaanse verkiezingen. In Nederland en de EU staat de toekomst van de Nutri-Score die verwant is met het kleurenlogo dat de FDA voorstelt onder druk. Het zou niet duidelijk genoeg zijn voor consumenten. Die zouden niet snappen dat oranje op olijfolie iets anders betekent dan op chips. De oorspronkelijke ontwerper van het algoritme achter de Nutri-Score is de hierboven genoemde Mike Rayner van Oxford University.