image

Lethe stuurde me gisteravond een lang artikel uit The Newyorker, een essay van publicist Bee Wilson dat doemdenkers en realisten over eten 'ns op een rijtje zet. Alle moderne Amerikaanse eetpredikanten komen langs, van Paul Roberts (The End of Food) Raj Patel (Stuffed and Starved) en Michael Pollan (In Defense of Food). De facto pleiten allen voor wat in de hier bekende woorden van Pollan is gaan heten 'eet eten, vooral planten en niet teveel'. Hier en daar zegt er nog eentje: 'en teel het zelf op je stadse dak'.

Veel ingewikkelder hoeft eetgezondheidsbeleid niet te zijn. Ingewikkelder hoeven ook discussies over de zgn. nakende voedselcrisis niet te zijn. Er is niet te weinig eten. Wij - westerlingen - eten teveel. Veel te veel. We vreten ons obees. Dat vonden we ook hier, want onze commentatoren wilden niets weten van een bad carb-theorie als basis voor obesitas.

2 mooie citaten:
- The average U.S. consumer eats eighty-seven pounds of chicken a year—twice as much as in 1980—but this generates a profit of only two cents per pound for the farmer.
So, yes, cheap food can be nasty, not to mention bad for farmers and the environment. Yet it has one great advantage that neither Patel nor Roberts fully grapples with: people can afford to buy it. According to the World Bank, four hundred million fewer people were living in extreme poverty in 2004 than was the case in 1981, in large part owing to the affordability of basic foodstuffs. The current food crises are the result of food being too expensive to buy, rather than too cheap. The rioters of Haiti would kill for a plate of affordable chicken, no matter how pale, soft, and exudative. The battle against cheap food involves harder tradeoffs than Patel and Roberts allow. No one has yet discovered how to raise prices for the overfed rich without squeezing the underfed poor.


- In the Netherlands, Germany, France, Austria, Belgium, and the United Kingdom, there are a hundred and sixty million consumers, fed by approximately 3.2 million farmers. But the farmers and the consumers are connected to one another by a mere hundred and ten wholesale “buying desks.” It would be futile, therefore, to look to the food system for radical change. 110 inkoopbazen besluiten dus dat wij, met z'n 160.000.000'en, door moeten eten van wat ze ons voorzetten.

Ik rekende hier al eens voor dat de zgn. enorme prijsstijgingen (ca. 150%) van basisproducten (m.n. granen) voor nauwelijks meer dan 1% meetellen in de prijsstijging van pakjes, zakjes en bakjes. Reken maar, we vreten gewoon door. Daar zorgen die 110 inkopers van onze supers en nog wat andere wederverkopers wel voor. Liefst met eten dat niet meer op eten lijkt, want daar voel je de prijsstijgingen wél veel harder.

Wees eens eerlijk: hoeveel vaker pak je toch nog een zakje uit de kast of sta je zomaar voor de koelkast dan in 1980 je ouders (of jezelf natuurlijk, als je al zo oud bent)?
Dit artikel afdrukken