Vandaag bof ik. Ik ben in Frankrijk en het is weer om in je T-shirt buiten te zijn. We ruimen het tuindeel van ons terrein op en maken het winterklaar. Tussen de lavendel die we eerder dit jaar plantten trekken we het onkruid uit dat er welig tiert. Het heeft geprofiteerd van het nat van het late najaar. Tot onze stomme verbazing staan er preitjes tussen.

Die gooien we natuurlijk niet weg, maar we eten ze op. Mijn vrouw pureert ze door de soep.

Ik moet denken aan de verhalen die ik ken van de houders van koeien die in de natuur lopen. Ze vreten er het een en ander weg en oude planten komen weer te voorschijn. Soms zelfs planten die al tientallen en misschien wel meer - niet makkelijk vast te stellen - verdwenen waren geacht. Natuurbeschermers zijn tegen koeien in de natuur, want ze vertrappen alles. Ze hebben geen achting voor wat er terug kan komen en willen alles houden. Niet bij natuur, maar zoals die vandaag is.

Waar die preitjes vandaan komen? Geen idee. We kunnen ons niet voorstellen dat de vorige bewoners er ooit een moestuintje hadden. Dat hadden ze nl. op een daarvoor veel geschiktere plek. Op het plekje waar ze stonden staan al tien jaar alleen wat wilde planten en graspollen. In de brandende zon. Dus er wil 's zomers niks groeien dat water nodig heeft; en waarom zou je met water gaan slepen als je er veel minder van hoeft te verspillen?Sinds we besloten van het plekje een lavendelperk te maken - weinig water nodig, alleen als de planten jong zijn - is er een mol aan de slag gegaan. We hebben de aarde opengehakt en er is zowel voor de mol, als voor ons weer een heel nieuwe natuurdynamiek opengegaan.

We gaan aan tafel. Zullen het hebben over de mol. Het zal toch geen preiplantertje wezen?

Dit artikel afdrukken