Het lijkt erop dat Vion kopers zoekt voor zijn slachthuizen in Duitsland. Mogelijk ziet het bedrijf een rol voor zich weggelegd als bouwer van onderscheiden ketens voor afnemers, maar het trekt zich terug uit het slachtwerk in Duitsland. Het bedrijf verwacht verdere investeringen in de Benelux te kunnen doen na desinvesteringen in Duitsland. Daarnaast werkt Vion in Leeuwarden stug door aan de ontwikkeling van zijn assortiment vleesvervangers die het zelf produceert en die het daar ook in opdracht van merkhouders kan maken.
De afgelopen vijf jaar is de varkensproductie in Duitsland aanzienlijk gedaald. In 2022 produceerden de Duitse slachthuizen ongeveer 4,5 miljoen ton varkensvlees, een daling van 9,8% ten opzichte van het voorgaande jaar. Vergeleken met 2016, toen de productie piekte, is er zelfs sprake van een afname met bijna 20%. De onderstaande grafiek is samengesteld op basis van cijfers van de Duitse Federale Statistieke Dienst (Statistisches Bundesamt), Eurostat en de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties. Na een piek van de aantallen dieren die jaarlijks worden geproduceerd in 2015 en 2016 zette een daling in.
![Varkensproductie Duitsland 2013-2023](/files/algemeen/Annual_Pig_Production_in_Germany_(2013-2023).png)
Bij krimp van het aantal dieren vechten de slachthuizen om de varkens, loopt de prijs op en dalen de marges snel als gevolg van lege hakenDie ontwikkeling is het gevolg van de afnemende vraag naar varkensvlees en vleesproducten door de groeiende aandacht van consumenten op dierenwelzijn en milieu- en klimaatzorgen, de naweeën van Covid en de Afrikaanse varkenspest die Duitsland op slot zette voor export. De Duitse vraag naar varkensvlees is de afgelopen tien jaar gestaag gedaald. In 2013 consumeerde de gemiddelde Duitser ongeveer 39,6 kilogram varkensvlees per jaar. De consumptie is met een schommelbeweging jaarlijks afgenomen tot 34,6 kilogram in 2023. De vraag naar kip, een vleessoort die als gezonder en klimaatvriendelijker wordt gezien, nam in dezelfde periode juist toe met ruim 40%.
Vechten om varkens
Die situatie leidde in Duitsland tot overaanbod van de slachtcapaciteit. Dat heeft een directe impact op de winstgevendheid omdat de marges in de vleesindustrie worden bepaald door het aantal dieren dat de slachthuizen omzetten. De winst wordt bepaald door een zo hoog mogelijk volume bij een volle slachtlijn die liefst de hele dag doordraait. Bij krimp van het aantal dieren vechten de slachthuizen om de varkens, loopt de prijs op en dalen de marges snel als gevolg van lege haken. Als zowel de vraag naar en het aanbod van Duits vlees niet herstelt, zoals in Duitsland het geval lijkt, dan volgt een sanering van de slachtcapaciteit. Hoewel de Nederlandse consumentenmarkt met soortgelijke algemene trends als de Duitse te maken heeft is de situatie in ons land anders omdat ons land niet is getroffen door de varkenspest. Ook daalt de vleesconsumptie in Nederland minder snel dan in Duitsland. In tegenstelling tot hun Duitse collega's zijn Nederlandse varkenshouders optimistisch en zien ze zelfs kansen om hun productie uit te breiden.
Vion's CEO Ronald Lotgerink zei vorig jaar nog niet volledig uit Duitsland te willen vertrekken. Nu blijkt het vleesconcern overtuigder van zijn marktinschatting en maakt het een duidelijke keuze door zijn aandeel in de Duitse slachtcapaciteit definitief op te geven. Eerder gaf Vion aan nadrukkelijk te herstructuren, maar ontkende het tot zo'n rigoureus besluit te zijn gekomen.
Volhouden met ononderscheiden en dure massa is domweg veel te risicovol, terwijl er andere en interessantere kansen zijnVerstandige krimp
Het plan heeft grote gevolgen aangezien meer dan de helft van de omzet van Vion uit de Duitse markt komt. Vion probeert, schrijft Boerenbusiness, door proactieve communicatie de geruchten te tackelen en hoopt mogelijk interesse van andere partijen te wekken, wat de verkoopprijzen ten goede zou kunnen komen. Onze contentpartner kan niet geloven dat Vion zijn grote Duitse tak kwijt wil omdat het zichzelf daarmee reduceert tot een schim van wat het bedrijf ooit was. Onder leiding van de voormalige CEO Daan van Doorn had Vion ook een omvangrijke Britse tak, die het bedrijf bijna de kop kostte en in 2012 werd afgestoten. Destijds wachtte Vion te lang waardoor het zijn waardevolle ingredientstak moest afstoten om financieel te overleven. Het besluit van het huidige Vion is tijdig, duidelijk en moedig te noemen omdat de margemaker van een slachthuis volume is; de verliesmaker is zijn dure slachtinfrastructuur en - zeker nu dierenwelzijn een belangrijke rol is gaan spelen in slachthuizen - niet te flexibiliseren goed opgeleide arbeid. Volhouden met ononderscheiden en dure massa is domweg veel te risicovol, terwijl er andere en interessantere kansen zijn.
Minder maar beter via onderscheid
De keuze van Vion past in de trend naar minder maar beter vlees. De Duitse politiek geeft die trend vorm door een toeslag op vlees die wordt teruggegeven in de vorm van een verduurzamingssubsidie aan boeren. Dat bemoeilijkt het creëren van mogelijkheden om onderscheidende waarde te creëren omdat boeren er vooral naar zullen streven om aan de norm te voldoen maar daar niet bovenuit te gaan. Vion zet in op meer onderscheidend dierenwelzijn in markten waar het bedrijf om die reden gewaardeerd wordt. Het bedrijf maakt de keuze om geld te verdienen door zijn eigen toon te zetten en niet alleen duurzamer vlees te leveren en daarmee op te gaan in de massa. Sinds begin dit jaar exporteert het bedrijf varkensvlees naar Californië omdat de Amerikaanse varkenshouderij niet kan voldoen aan de hoge eisen die de progressieve staat stelt. De Nederlandse private normen voor dierenwelzijn die commercieel voor een belangrijk deel door Vion zijn ontwikkeld, sluiten naadloos aan.
Op 3 augustus krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Daan van Doorn was DE ramp voor Vion en daarmee voor een slecht bestuurd ZLTO. Het achtervolgt ZLTO nog steeds. Dat komt door het te dominante assertieve gegil van varkensboeren in de club destijds.De oorzaak zal mede gelegen hebben in de assertieve activistische boerenvarkensleider Wien van den Brink, die een groot deel van de varkensboeren achter zich kreeg via de NVV. Eigenlijk is de stem op BBB vanuit boeren nog steeds een hang naar een verleden om dat te willen restaureren. 1 van de grote voorbeelden van Caroline, die actief was in NVV was Wien van den Brink.
Maar ook voordat Vion ontstond werd de varkensstal van ZLTO/NCB slecht gemanaged, omdat de controle vanuit oa ZLTO ondermaats was, omdat boeren daartoe niet in staat blijken. Dit alles zal mede de oorzaak zijn dat ook LTO Melkvee en ZLTO Melkvee slecht bestuurd is tot 2015. Activistisch restauratieve krachten en daarmee intern verlammende angst. Dat speelt tot op de dag van heden in een boerenstem via BBB en de reactionaire boerenacties via oa FDF.
(In die zin is het goed dat ZLTO nu een voorzitter heeft die verstand van grotere bedrijven heeft en geen boer is, in de persoon Wim Bens. Blijkbaar was de nood zo hoog dat ZLTO dit soort voorzitter nodig had, op dit vlak althans De zaak Vion staat nu los bestuurlijk van ZLTO, via een stac, waarbij slechte boerencontrole niet meer kan).
Piet, zou het anders gelopen zijn als VION een echte coöperatie zou zijn geweest, met een ledenvergadering van varkensboeren ? In plaats van een gewone ('boergenoteerde') N.V. in handen van (en ook een beetje ter financiering van?) een belangenorganisatie van boeren? Of brengt de constructie juist rust en meer investeringsruimte door minder druk op de uitbetalingsprijs?
ZLTO vond het heerlijk om met tientallen miljoen dividend te mogen spelen jaarlijks.
Krijn #2 , bij een echte coöperatie (van weleer) waren volgens de statuten de boerenleden aansprakelijk voor het financiële plaatje van de coöperatie. Leningen voor investeringen van de coöperatie waren op basis van de kredietwaardigheid van de boerenleden. De coöperatie zelf bezat toen nog geen kredietwaardigheid. Bij een eventueel faillissement van de coöperatie zouden destijds de boerenleden financieel bij moeten springen. Dat hoorde er ook bij. Boerenleden moesten destijds én kredietwaardig zijn voor eigen bedrijf én kredietwaardig voor de coöperatie.
Maar de statuten van coöperaties zijn al lang geleden veranderd waarbij die aansprakelijkheid is vervallen. Economische gevolg hiervan was dat de kredietwaardigheid van boerenleden toenam en boerenleden beter gefinancierd konden worden richting grootschaligheid. Een deel kredietwaardig zijn van boerenleden voor de coöperatie hoefde dan niet meer. Daarnaast kreeg de coöperatie een eigen kredietwaardigheid om zodoende een eigen economische weg te kunnen gaan. Verantwoording afleggen jegens de boerenleden hoefde nu niet meer. Voor Vion betekende dat ze dan konden investeren in slachterijen in Duitsland en Engeland. En RFC in veel landen in de wereld. Een kleine wijziging in de statuten van een coöperatie en de economische wereld rond coöperaties kwam er heel anders uit te zien. Maar het hield ook in dat boerenleden hun zeggenschap bij de coöperatie sterk zagen teruglopen/hun zeggenschap verloren.
Piet, dank voor #4 . Ik kende natuurlijk de ontwikkeling van W.A. naar B.A. en U.A. (wettelijke, beperkte en uitgesloten aansprakelijkheid van coöperaties). En de noodzaak voor investeringen in merken en internationale marktmacht die in jaren 90 om nog meer kapitaal vroeg.
Er leefde toen een forse discussie over de toekomst van coöperaties en aantrekken van kapitaal. Met Gert van Dijk heb ik toen nog eens een onderzoek gedaan (Participeren in Coöperaties) dat -als ik me goed herinner- het niet een gebrek aan financiering maar aan rendement was. We lieten zien dat boeren best konden investeren in de coöperatie, als die maar meer rendement bood dan boeren zelf aan de Rabo moesten betalen voor hun eigen bedrijf. Kortom er was wel leencapaciteit maar jonge boeren hadden een hoge opportunity cost van eigen vermogen (de Raborente) en oudere boeren zonder opvolger zouden nooit meer profiteren van de hogere uitbetaalprijs die op termijn met de investering gerealiseerd zou worden.
Je argument dat de UA status de kredietwaardigheid van boeren versterkte (en dat ook een beoogd doel was) kwam ik niet eerder tegen maar is interessant. Dank.
Die status bemoeilijkte in theorie de leencapaciteit van de coöperatie (leden stonden niet meer garant) maar waren wel een eis van de boeren als het management wilde gaan internationaliseren en investeren, ze konden die risico's vermoedelijk lastig overzien.
Dat de ontwikkeling heeft geleid tot meer afstand tussen leden en coöperatie en die nu zich moeten inspannen voor ledenbetrokkenheid is duidelijk. Af en toe hoor je zelfs van een ex-bestuurder een zakelijke houding die leidt tot een overstap naar een particulier bedrijf. Pater van den Elzen en Wilhelm Raiffeisen zagen de coöperatie niet alleen als een zakelijke transactie maar de tijden veranderen...