Het CBS constateert op basis van zijn onderzoek onder 92.000 Nederlanders dat 47% van onze bevolking van 15 jaar of ouder vertrouwen heeft in de Europese Unie (EU). Voor de Tweede Kamer blijft het getal steken op 29%. Voor politici in het algemeen ligt het nog iets lager, namelijk op 24%.

Dit verschil in vertrouwen is opvallend, vooral omdat het vertrouwen in de EU ondanks een recente daling nog steeds hoger is dan in 2012, toen nog maar 39% van de Nederlanders vertrouwen in de EU had. Daarentegen is het vertrouwen in de Tweede Kamer na een piek tijdens de Covid-19-pandemie in 2020, toen 53% van de bevolking vertrouwen had, sterk gedaald.

Regionaal zijn er ook significante verschillen in vertrouwen. Het vertrouwen in de EU is het laagst in Oost-Groningen (31%), Delfzijl en omgeving (33%), en Midden-Limburg (35%). Daarentegen is in de regio Gooi en Vechtstreek het vertrouwen in de EU het hoogst met 51%.

Het vertrouwen in de Tweede Kamer vertoont vergelijkbare regionale variaties. Het is het laagst in Oost-Groningen (23%) en het hoogst in Gooi en Vechtstreek (46%).

Vertrouwen EU Kamer politici

Internationaal gezien verschilt het vertrouwen in politieke instituten vaak. In bijvoorbeeld Zweden en Denemarken is het vertrouwen in nationale parlementen en andere politieke instituties traditioneel hoger dan in de zuidelijke landen Italië en Griekenland. Deze verschillen hangen samen met de economische prestaties, de politieke stabiliteit en de mate van transparantie en corruptie binnen landen.

Het onderzoek toont verder aan dat ook het vertrouwen in de rechterlijke macht, politie en het leger sinds 2012 is toegenomen. Het vertrouwen in de rechterlijke macht steeg van 69% in 2012 naar 78% in 2023. Volgens het CBS moet geconstateerd worden dat het institutioneel vertrouwen in de afgelopen 10 jaar is gegroeid, terwijl het vertrouwen in politieke instituten fluctueert.
Dit artikel afdrukken